Wolken stof met een korreltje zout

19 april 2016 - Tupiza, Bolivia

Zoals beloofd heb ik de afgelopen dagen lekker de toerist uit gehangen. Voor de korte versie: ik kijk niet meer verbaasd als ik lama’s zien, flamingo’s, vulkanen of laguna’s. Wel als ik een douche met licht heb. Of eigenlijk überhaupt een douche of licht. En zowel mijn tas als kleren vertonen duidelijke tekenen van gebruik en reizen. Wat ik heb gedaan? Nu, alleen maar de grens met Argentinië en Chili verkend in de vorm van het nationaal park Eduardo Avaroa en daarna de grootste zoutvlakten van de wereld bezocht, 100% zout en dat over 12.000 vierkante kilometer.

De zoutvlaktes van Uyuni zijn de grootste in de wereld en een van de meest populaire plekken voor toerisme hier in Bolivia. Ik was al eerder van plan om naar Uyuni te gaan en daar een tour te boeken, maar dat was er niet meer van gekomen en het vervoer tussen Oruro en Uyuni was ook niet ideaal. Uiteindelijk een goede organisatie gevonden in Tupiza die ook nog eens in een heel leuk hotel zit dat ik daarna maar meteen geboekt heb. Tours vanuit Tupiza schijnen beter te zijn, minder mensen in een jeep en je ziet meer. Donderdagochtend na een geweldig ontbijt gaan we dus op weg. Gelukkig kan ik het merendeel van mijn bagage in het hotel laten omdat ik zondag na de tour weer mee terug kan rijden naar Tupiza. We zijn met twee jeeps met ieder vier personen, twee andere Nederlanders, een Frans stel en een Fin, een Duitse en een Australische Koreaan die samen reizen. Ik zit met de laatsten in een jeep. De eerste stop is om de kok Maria op te halen, de tweede bij de apotheek voor pillen tegen hoogteziekte. We gaan zeker tot 5000 meter hoogte, maar ik durf het na de weinige effecten in Oruro en tijdens de reis over Potosí richting Tarija wel zonder aan. Daarna gaat het echt beginnen. 

De eerste dag is een lange dag, veel kilometers en niet bijster veel om te zien. Toch is het uitzicht fantastisch mooi met bergen in donkerrood en hier en daar een verdwaalde cactus. De weg is onverhard en niet al te comfortabel maar dat voegt alleen maar toe aan de ervaring. Wat niet echt fijn is, is dat mijn fototoestel al bij de eerste stop er de brui aan geeft. Gelukkig zijn mijn medereizigers de kwaadsten niet en wordt er vrolijk weg geklikt rond mij om later te worden gedeeld. Maar ik blijf ervan balen dat ik geen foto’s kan nemen. Mijn telefoon vangt een beetje op en verder is het dan maar filmen, is papa ook niet voor niets de camera nog komen brengen. Binnen no-time zitten we dik over de 4000 meter. We rijden verder de bergen door tot we bij een grote lama’s aankomen. Daar kunnen we een baño natural gebruiken, wat wil zeggen dat je als vrouw een grote geul, steen of een mooie rots kunt vinden om achter te hurken. En terwijl de motor en de wielen van onze jeep worden nagekeken, lopen wij achter de lama’s aan die niet schijnen te houden van poseren. Rond een uur of 12 stoppen we bij een klein dorpje voor de lunch. Het landschap is inmiddels veranderd in een vlak stenig landschap en het laatste stukje rijden we door een diep uitgesleten opgedroogde rivier. Dat was iets te enthousiast want voordat we de kant weer op kunnen rijden, zitten we vast in het mulle zand. Jeep numero twee trekt ons eruit en wij gaan alvast te voet richting de lunchplek. Ondertussen nog maar een keertje zonnemelk opsmeren want wie dicht bij de zon vliegt, brandt zichzelf. De lunchplek is een klein huisje, net als de rest van stenen en een dak van riet met hout, waar wat tafels en stoelen staan. Maria heeft het eten al gekookt en dus nadat de komkommertjes en tomaatjes zijn gesneden, kunnen we meteen aanvallen. Rijst met linzen, ik ga dit best prima vinden. We kletsen een beetje onder het eten, wie waar vandaan komt en wat we doen. Het meisje van het Franse stel blijkt in een familiebedrijf van wijn te werken. Nu, daar weet ik alles van inmiddels dus kan ik heerlijk intelligente vragen stellen. Ondertussen zijn de auto’s weer een beetje opgepoetst en gaan de gidsen eten terwijl wij een stukje gaan wandelen. De lama’s hier blijken iets fotogenieker en ik kan er behoorlijk dicht bij komen. Ze zijn toch niet zo lelijk als ik eerst dacht, best lief eigenlijk. Meer wollige geiten op veel te grote poten, en voor de mensen die het nog niet wisten, ik hou van geiten :). Nu hebben ze gekleurde bloemetjes van wol in hun oren. Marco vertelt dat er in februari het feest van de lama is, tijdens welke de oren worden versierd met bloemen van acryl en ze tegelijkertijd worden gemarkeerd. De verschillende inkepingen in de oren laten zien van welke familie de lama’s zijn. 

Nog even die natuurlijke baño gebruiken en we gaan weer verder. ’s middags staan er nog twee stops op het programma. De eerste is de ruïnes van pueblo fantasmo. Dit is een oude nederzetting van de Quechuas die dichtbij in de mijnen werkten, die zien we trouwens wel overal langs de weg. Veel van de dorpjes die we passeren, leven van de opbrengt van de lama’s (vlees en wol, de tepels zijn te klein om de lama’s te melken) en de opbrengsten van de mijn. 

In dit dorpje, eerst San Antonio de Lipez genaamd, liep het iets anders. De mensen waren überhaupt niet al te gelukkig omdat ze 30 dagen in de mijnen moesten werken zonder boven de grond te komen, dus veel mensen gingen vroeg dood. Toen de Spanjaarden kwamen met hun dodelijke Westerse ziekten werd dat alleen maar erger en het hele dorp stierf. De bewoners kwamen, nadat de Spanjaarden waren verdreven, wel terug maar ze zagen overal geesten. Dus hebben ze de huizen ontmanteld van alle rijkdommen uit de mijnen en hebben ze een nieuwe nederzetting gemaakt aan de andere kant van de berg. Wat er over is dan dit dorpje op 4600 meter hoogte, is niet meer dan een stel stenen muren, resten van teveel kerken en een dagtaak om te controleren dan de mensen niet verder gaan zoeken naar goud en zilver. Oh ja, en het geweldige uitzicht. Daarna gaan we door naar onze eerste laguna. Ik weet niet hoeveel we er in totaal hebben gehad, maar deze was niet zo bijzonder want ik weet eigenlijk niet meer hoe hij eruit zag, iets met water. Als laatste gaan we het nationaal park Eduardo Avaroa in. Een -weet ik nu- geweldig mooi reservaat in het zuiden van Bolivia grenzend aan Argentinië en Chili. Toegang is 150Bs, de grootste extra uitgave van de reis, maar het is het zeker waard. Het is al laat als we aankomen in Quelena Chico, het dorpje waar we slapen. Er is licht, maar dat kan zo maar eens uitgaan en er is geen douche. Dus de zonnemelk met wat zeep en koud water aan de wastafel eraf en hup aan de thee. Van cocabladeren wel te verstaan, schuldig genoeg van de voorraad van de chauffeurs, want dat kan nog wel eens helpen bij de hoogte. De bedden zijn prima en na een heerlijke maaltijd van groente-cremesoep en aardappelpuree met iets van gehakt duik ik dan ook meteen onder de lakens. Ik heb ook een slaapzak gehuurd, ik dacht omdat dat nodig was, maar de bedden hadden netjes lakens. Toch is mijn geld goed besteed want het wordt koud op deze plekken ’s nachts. En een extra dekentje is dan niet weg. 

De volgende ochtend is 6 uur de wekker, 6:15 ontbijt met broodjes en dulce de leche en als iedereen eindelijk zijn tas heeft ingepakt en ze op de auto zijn geladen gaan we door. Vandaag wordt een drukke maar ook leuke dag. Eerst langs twee lagunes waar we de eerste flamingo’s spotten. Erg leuke beesten en wist je dat ze net opstijgen of ze een vliegtuig zijn? Of dat vliegtuigen net opstijgen alsof ze een flamingo zijn, geen idee wie er eerst was. Maar in ieder geval ze gaan eerst heel hard rennen en dan steeds harder met hun vleugels slaan tot ze opstijgen. Ondanks de ongelooflijke kou is het mooi om te zien. Vervolgens komen we bij de eerste Salar, daar wordt vooral Borax gewonnen en eigenlijk is het een grote anticlimax. Het is een meer grauwe vlakte die volop gebruikt wordt voor de winning van grondstoffen en dus absoluut niet spannend is. Maar we rijden al snel door naar de thermen en dan kan mijn dag niet meer stuk. De baden met 37 graden, natuurlijke temperatuur, zijn hartstikke helder en met een geweldig uitzicht over de zoutvlaktes en een aantal flamingo's hoor je mij niet meer klagen. Dit voldoet prima als douche, al is het wel jammer van alle andere Europeanen. Vanaf nu wordt het drukker op de route omdat de jeeps vanuit Atacama (Argentinië) ook op deze route zitten. Gelukkig ben ik opgegroeid aan het strand en kan ik me prima omkleden vanuit mijn bikini zonder dat ik een kleedkamer nodig heb. Schoon en rozig, voor zolang het duurt, want de zonnemelk gaat er meteen weer op, gaan we door naar hetgeen waar ik het meeste naar uit heb gekeken, Desierto de Dalí. Ik ben erg fan van Salvador Dalí en zijn schilderijen en verheugde me erg op het zien van de woestijn. Hier geen kip of ei verhaal, want de kans is klein dat Dalí hier ooit is geweest, maar de kleuren die langzaam uitvloeien zouden lijken op zijn schilderijen. Ik heb mooiere plekken gezien achteraf, beetje jammer. Het was mooi, maar niet fantastisch. Veel zand met een vulkaan hier en wat random hoopjes stenen daar. Maar we krijgen oreo’s en yoghurt van Maria en dat maakt veel goed. Wat nog meer goed maakt is waar we daarna naartoe gaan. We haasten ons naar de laguna Verde, die alles behalve groen is als we aankomen. 

Wat blijkt, het water in deze laguna zit vol Arsenicum. Tegen dit uur van de dag kleurt het normaal gewone grijzige water in een vol blauw-groenige kleur. En jawel hoor vanaf het andere eind van het meer zien we langzaam een bijzonder felle kleur zich verspreiden. Het duurt zeker een halfuur, maar het is geweldig om te zien. En dat tegen het licht van twee vulkanen die tegen de 6000 meter zijn en de grens met Chili aanduiden. Maar vulkanen zijn nu al niet spannend meer, sinds gisteren hebben we er al veel gezien, zelfs een aantal die aan het roken zijn. Een ervan is het drielandenpunt van Chili, Argentinië en Bolivia. Nadat het spektakel voorbij is en alle irritante mensen hun drone weer hebben opgeborgen gaan we door naar de lunch. Wegens de drukte van alle jeeps wordt het ook een almuerzo natural en stoppen we ergens bij een rotsformatie. Terwijl de handdoeken drogen, vermaken wij ons met een aconechado wat eigenlijk geen konijn is maar rundvlees en pasta met salade. Als toetje hebben we mandarijnen, die hier een groene schil hebben en nog groter zijn dan onze sinaasappels, smullen! In de auto buik ik verder uit terwijl we doorrijden naar de Geisers. Dit hoogste punt van de reis, op 5000 meter, past prima in het vulkanische landschap. Die lange reis van zo’n drie uur is trouwens alles behalve een straf met voortdurend veranderende bergen en een veranderend landschap. Het blijft me verbazen hoe divers het landschap van Bolivia is. Van bergen naar woestijn, naar vulkanen en grote vlaktes. 

Het is niet spetterend wakker worden met een stijve nek, in de zon omdat je weer aan de verkeerde kant van de auto bent gaan zitten, en in een grote zwaveldamp. De geisers zijn groot. We moeten erg oppassen en ik snap waarom, uit gaten in de grond komen hete zwaveldampen en als we proberen charmante spannende foto’s te maken in de stoom, zorgen de druppels erin wel voor een erg leuk resultaat al voelt het niet heel gezond. Verder zijn er minder spannende gaten waar grijs water bubbelt als een bezetene en je de hitte gewoon voelt. Erg bijzonder. Eigenlijk moet ik er niet aan denken dat hier een vulkaan uitbarst, volgens mij is het dan meteen een straatfeest. Op weg naar onze huisjes voor de nacht dalen we nog 600 meter en komen aan bij een iets groter dorpje dan gisteren. Al weet ik dat niet zeker want we waren er na zonsondergang en alweer weg toen de zon nog maar net op was. Maar in ieder geval lijkt er een douche te zijn, hoewel we daar geen van allen gebruik van maken, en het licht laat het afweten. Nadat alle tassen gedumpt zijn op de bedden (met een sprei met paarden), gaan we naar de Laguna Colorada, 6 kilometer van het huisje vandaan. Colorado betekent hier rood van kleur en roze van de flamingo’s. Jammer van de stomme italianen die niet schijnen te snappen dat andere mensen ook wel eens foto’s willen maken als de dieren dichtbij staan en dat jouw selfies niet het belangrijkste in de wereld zijn. Ik film een beetje, we maken wat foto’s en proberen vooral om niet weg te waaien, want er staat ongelooflijk veel wind. In Bolivia zijn drie soorten flamingo’s, wij hebben voor zover ik heb kunnen ontdekken alleen de Chileense en de Andean gezien die te onderscheiden zijn met hun verschillende kleuren, of eerder roze tint. Het zijn bijzondere dieren in een bijzonder landschap. Met drie vulkanen op de achtergrond. 

Het avondeten bestaat uit een traditioneel gerecht wat ik ook in Cochabamba heb gegeten. Met vlees, aardappels en merguez. Ik eet weer veel te veel, maar vanavond eten Marco, Maria en Cesar (de chauffeurs en de kok) ook mee. Gisterenavond wilde de gastvrouw dat niet hebben, maar vandaag kunnen we lekker onze eigen gang gaan. We lachen een boel, al is het eerste slachtoffer al gevallen want de Finse jongen ligt ziek op bed. Na het eten help ik mee afwassen. Al mijn boeken en haakwerk enzo heb ik in het hotel achter gelaten, en ik moet toch wat doen. Het is wel gezellig in de keuken en met een beetje heet water is zelfs het ijskoude water te overzien. Morgen wordt weer een lange dag, dus we gaan op tijd naar bed. Al loopt dat niet helemaal soepel want Rayan gooit er ’s nachts alles uit wat erin zit. Gelukkig wel een beetje kunnen slapen en ik ben allang bij dat ik het niet ben. 

Het ontbijt is pannenkoeken en om half 8 zijn we weer op weg. De rit begint met een andere view op de laguna colorada die nu niet meer rood maar wit is. Ik ben voor vandaag van jeep gewisseld. De andere groep had nog een plekje over en dan kunnen de, inmiddels twee, zieken genieten van wat meer ruimte in de auto. Ze komen er de hele dag niet uit. Wij wel, zeker als we bij de Arbol de Piedra zijn. Wederom aan het begin van de woestijn staan bergen stenen die in willekeurige volgorde lijken neergegooid door de goden. Een ervan lijkt bijna op een boom en is dan ook de primaire attractie. Onze primaire attractie vandaag is de jeep. Waar de eerste twee dagen mijn jeep het nog op leek te geven, heb ik volgens mij het lot veranderd want nu geeft numero twee het ook op. Platte band. Dus springen en dansen we op de reserveband om hem leeg te laten lopen zodat hij geplakt kan worden en weer gebruikt. Ondertussen komen er letterlijk busladingen aan toeristen bij de boom en worden wij opeens ondervraagd door afgevaardigden van de provincie Potosí hoe we de tour vinden. Nou prima. ‘Ja maar, spreek je Spaans? Ze vroeg namelijk hoe de tour is’. Ja dat zeg ik toch, prima, zeer prima. *zucht*. We worden opeens wel zelf een attractie want alle chauffeurs van de andere auto’s schijnen zich bij onze twee jeeps te verzamelen. Samen met het Franse stel sta ik er een beetje verloren bij. De toegankelijkheid van de wegen wordt gesproken en met het vertrek van de officials, verspreiden ook de chauffeurs zich weer. Maria vertelt me later dat deze mensen collega’s zijn, ook al zijn ze van andere organisaties. Je rijdt immers samen door de woestijn dus je helpt elkaar. Als iemand iets nodig heeft en jij hebt het, dan geef je het, en andersom. Gelukkig zien we echter niemand van de toeristen bij de volgende vier laguna’s die we bezoeken. Een aantal ervan zijn mooi en met flamingo’s, maar sommigen zijn echt niet spannend. Bij de laatste laguna nemen we afscheid van de mooie roze dieren en zetten we koers naar de laguna negra. Daarmee keren we ook het nationale park de rug toe. De laguna negra is niets bijzonders maar er zijn wel veel dieren. Een pikachu, een konijnachtig dier met kleinere oren en een start zoals een eekhoorn, kijkt me vrolijk aan terwijl ik zit te plassen. Indrukwekkender zijn de supergrote steenformaties die bij de laguna staan. Wederom alsof ze ergens door de goden zijn neergegooid. Tijdens de heerlijke lunch met twee soorten aardappels, kip en salade zitten we op een stenen paddenstoel, al beweegt hij wel gevaarlijk heen en weer af en toe. Ik omdat ik het leuk vind, Jade omdat er muizen rondlopen waar ze als de dood voor is. Ik vind ze eigenlijk wel schattig, ze lijken net op hamsters en zijn absoluut niet schuw. 

Tijd om weer een lang stuk verder te rijden. Eerst langs een rokende vulkaan, of eigenlijk een dubbele vulkaan. Het niet-rokende deel is Bolivia, het rokende deel is Chili. De mirador is een doolhof van vulkanische steenformaties en Engelse toeristen in felle leggings en te kleine shirts. Cesar, de chauffeur van de witte jeep, leek bijna in slaap te vallen al deed een drietal Nederlandse meiden die meezingen met Racoon hem wel iets goed. Niemand protesteert dan ook als hij een zakje cocabladeren gaat halen bij Marco. De gidsen die ook chauffeur zijn en Maria maken gigantisch lange dagen. Ze liggen niet veel voor middernacht op bed en om drie uur staan ze er alweer naast om de lunch te maken en de auto in orde te brengen. Respect. We rijden door richting Uyuni want de zoutvlakten komen nu wel erg dichtbij. Onderwijs kruisen we nog over een andere grote zoutvlakte die in vorming is door de regen en de zoutvlakte van Uyuni die er vlak bij is. Toch gaat ook hier mijn hart niet sneller van kloppen want hij blijft grijs. Al is het wel heel tof om overheen te rijden. Onderweg komen we nog bij een bos van versteend koraal. Vroeger was het een zee, nu alleen nog versteende resten van koraal en een heleboel zand. De auto’s beginnen het inmiddels ook een beetje te begeven en wederom worden er wat wielen heen en weer gegooid zodat we weer verder kunnen. Ach ja, ik vind het wel deel van het avontuur. En het voordeel is dat, zodra we aankomen bij de Galaxias, de zon aan het ondergaan is en het uitzicht gigantisch mooi is. De galaxias zelf, door lava gevormde grotten onder water, zijn een kleine anticlimax (met de nadruk op klein) maar het kerkhof van pre-inca volkeren en het uitzicht is de moeite waard om de auto uit te komen. 

Niet veel later rijst aan de linkerkant een witte streep aan de horizon die de salar de Uyuni moet voorstellen. We laten de vulkanen achter ons en stoppen bij de grens met Uyuni in Atullcha waar we in een zouthotel slapen. Hét zouthotel staat midden op de plakten en is gesloten vanwege vervuiling van de salar. Ons zouthotel is minstens zo goed, met lekker brede bedden, licht en zelfs een heerlijke douche. Al is daar dan weer geen licht en hoewel er twee zijn, moet je wel wachten tot de andere klaar is voordat jij je gang kunt gaan. Maar als je dan met een biertje in je hand, op je krukje van zout zit met je schoon gewassen haartjes maakt het allemaal niet meer uit. Alles in het hotel is van zout en eigenlijk maakt het me niet eens zo heel veel uit in die zin, dat het gewoon stenen zijn die wat dat betreft dus niet zo spannend zijn. Het avondeten is gezellig met zijn allen, spaghetti met bier en er wordt zelfs een fles wijn open getrokken. Na het eten snel het bed in, want morgen moeten we om half zes op pad zijn, als we de zonsopgang vanaf Isla Inkawasi willen meemaken. 

Dat lukt natuurlijk niet, maar het is nog niet zo heel licht als we over hobbelige kronkelweggetjes de volgende ochtend naar de salar rijden. Het is gelukkig ook niet meer zo koud op 3700 meter hoogte. Als we de zoutvlakte oprijden is het heel vreemd. Het is eindelijk vlak maar het is (gelukkig) vooral echt wit. We stoppen onderweg voor wat leuke foto’s, en concluderen wederom dat ik niet goed ben in toffe springfoto’s. Maar nu lijkt het net of ik zweef en daar kan ik ook mee leven. We komen bijna op tijd op het eiland. Marco koopt kaartjes en ik haast me naar boven. Het is redelijk bewolkt en op de verkeerde plek, maar uiteindelijk is de zonsopgang schitterend. Het eiland is bezaaid met levensgrote cactussen en rondom zie je alleen maar zoutvlakte, spierwit, en vulkanen op de achtergrond. Het ontbijt op de zoutvlakte met cake en yoghurt maakt het alleen maar beter. De rest van de dag rijden we rond om de tofste foto’s te nemen, gelukkig heeft Marco de vreemdste ideeën die we maar al te graag uitvoeren. Met als gevolg dat ik plat op het zout lig en iedereen zich bezorgd afvraagt of het geluid dat uit mij komt een lach of een huilbui is. Sorry, ik ben een kind van mijn moeder. We hebben de grootste lol,mijn ellebogen vinden al dat zout echter wel een stuk minder. Als laatste het zouthotel, een bezoekje aan de plaatselijke markt en de lunch. Inmiddels zit alles onder het zout en is van de douche van gisteren niets meer te voelen. We eten met zijn allen, vullen de evaluatieformulieren in en dan gaan we op weg naar de laatste stop. Eindelijk, Uyuni. Ook hier zie je weer de geschiedenis van mijnen en grondstoffen van Bolivia in de vorm van een cementario de trenes. Alles wat ik eerder in Machamarca heb gezien, staat hier ook maar dan in roestige, volledig vergane staat. Wel grappig maar in vergelijking met de afgelopen dagen niet om over naar huis te schrijven, al doe ik dat nu wel. We zetten mijn zeurende (want ja, dat je ziek wordt is echt de schuld van de beperkte voorlichting van de touroperator en het gebrek aan uitleg in de apotheek met hoogtepillen. Tja, waarom denk je dat die in Europa alleen op recept te verkrijgen zijn?) autogenoten af bij een hostel en wij zetten de zoektocht voort naar Cesar en mijn retourtje naar Tupiza, want bij hem kan ik lekker voorin zitten. Tenminste dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want net als bij het zouthotel op de vlakte kunnen we de auto weer duwen omdat hij niet wil starten. En als je ingeparkeerd staat, is dat toch iets lastiger. Eerst naar achteren, maar niet te veel. En dan bijna de halve straat door voordat er zwarte wolken uit de uitlaat komen, oh ja, van roetfilters hebben ze hier nog nooit gehoord. Cesar is inmiddels al bij de garage waar ze de auto willen repareren. Er zitten wat fouten in de motor en er is weer een lekke band. Dus de volgende twee uur sta ik in de schaduw te kletsen met Maria terwijl de mannen aan het werk zijn met materiaal uit de garage om de auto’s weer aan de gang te krijgen.

Om half 4 is onze auto klaar en kunnen Cesar en ik vertrekken, nog even een retourtje tankstation en dan gaan we toch echt. De rit terug is schitterend. Het landschap verandert wederom om de paar kilometer en Cesar rijdt lekker door. Van de andere Nederlandse meiden gehoord dat hij de Dakar heeft gereden, ik erger me in ieder geval niet aan het feit dat hij te zacht gaat, hij weet precies hoe het moet. Tussendoor stoppen we even voor een zakje coca, een plasje in de rivier en voor mij achter een bosje voordat we weer ergens komen waar ik nergens achter kan kruipen. We praten niet veel, maar er staat leuke Peruaanse muziek op en ik vermaak me prima met het uitzicht. Hij biedt me coca aan om te kauwen maar na even twijfelen wijs ik het toch af. Hoewel de thee ervan erg lekker is, staat de geur van de blaadjes zelf me niet zo aan. En ik heb, ondanks een snelle uitleg, geen idee hoe ik charmant coca kan kauwen en volgens mij slik ik dan al het verkeerde door terwijl ik al het goede uit het raam spuug. Rond de avond zijn we in Atocha. De hele weg van Uyuni naar Tupiza is under construction dus echt snel gaan we niet. Ik verzeker Cesar ervan dat ik een dochter van mijn vader ben en dat ik niet nog een keer hoef te plassen en nadat we zes mensen hebben ingeladen met bestemming Tupiza of daar tussenin, rijden we weer verder. Het is inmiddels donker geworden en behalve af en toe een tegenligger en een grote groep die daadwerkelijk aan de weg aan het werken zijn, zien we niets. Wonder boven wonder val ik niet in slaap en als we rond 9 uur ’s avonds bij het busstation aankomen kan ik zelfs nog een volledig Spaanse zin maken. Hij zet me af bij het hotel waar ik erachter kom dat mijn vorige kamer bezet is. De receptionist verontschuldigd zich uitgebreid en geeft me de kamer ernaast. Ach, maakt mij het uit, dat is ook een prima kamer hoor. En die douche, daar hoeft alleen maar water uit te komen. De kleren kunnen zo de vuilnisbak in, maar wat ik heb gezien de afgelopen dagen was fantastisch. Veel geleerd en fantastische dingen gezien. En die baño natural? Die houden we er voorlopig wel in.

Foto’s

2 Reacties

  1. Anne-Marie:
    20 april 2016
    Hey Lara,
    Leuk dat je nu ook af en toe toeristje speelt en ons daar deelgenoot van maakt.
    Inderdaad zijn de zoutvlaktes niet echt heel interessant, maar flamingo's bij lagunes zijn altijd weer de moeite waard, vind ik. Wat een prachtige vogels zijn dat hè?
    Geniet nog verder van je reis, dan doe ik dat ook!
  2. Broer:
    20 april 2016
    Hoi Lara.
    Het is heel prettig om je verslagen te lezen.Het is de moeite waard om het verschil van cultuur in de verschillende landen waar te nemen.Ga zo door .vele groeten Broer