Living la vida loca

21 maart 2016 - Oruro, Bolivia

Het is moeilijk te geloven dat ik al over de helft van mijn verblijf in Bolivia ben. Het is nog vreemder om af en toe te bedenken dat ik na mijn trip hier eigenlijk meer van dit land heb gezien dan alle andere landen apart van Nederland. Had me dat een jaar geleden gezegd en ik had je werkelijk niet geloofd. Voor ik verder ga over mijn avonturen van afgelopen weekend, wil ik jullie even een tip geven. Mocht je ooit naar een mooi land willen op vakantie, zou ik Bolivia zeker in overweging nemen. Je moet dan wel een rondreis doen, want anders ben je snel uitgekeken. Maar het land heeft een bijzondere geschiedenis en cultuur die het zeker waard is om bekeken te worden.

En dat is precies wat ik afgelopen dagen heb gedaan. Donderdag was het al raak om mee te beginnen. Ik had op het laatste moment toch besloten om een pizza te gaan halen omdat ik honger had en geen zin had om naar het restaurant te lopen. En omdat de berg werk hier inmiddels tot grote hoogte is gestegen en hoewel ik prima in een restaurant zit te leren is het thuis toch een stukje rustiger. Maar dat even snel een pizza halen ging toch anders dan gedacht. Eenmaal aangekomen op de plaza principal, dat is hier 3 blokken vandaan, kom ik erachter waar de muziek van al die drumbands toch elke dag voor is. Sigrid had er al wel iets over verteld want op 23 maart is het hier de dia del mar. Bijzonder want er is geen zee meer te bekennen op het grondgebied van Bolivia sinds de oorlog met Chili maar goed. Wat blijkt tijdens de dia del mar trekken er optochten door de straten. Geen bijzondere zoals bij carnaval, maar optochten van leerlingen en studenten. En vanavond was oefenavond, natuurlijk. Ik viel er midden in dus ik weet niet wat ik heb gemist, maar toen ik aankwam stonden de straten vol met nette rijen meisjes in witte jurken. Allemaal hetzelfde gekleed, met donkere kousen tot net onder de knie, witte handschoenen en een zaklamp. Daarnaast waren er nog meisjes die de vlag of het wapen van hun school droegen en wapens van Bolivia, Oruro of anderszins. Uiteindelijk leek het te beginnen en mensen verzamelden zich voor het gebouw waar de regering van het district Oruro zit. Dit gebouw met een grote zuilengalerij en hoge ramen aan de bovenkant beslaat een hele zijde van de plaza. Afgewisseld door bands van leerlingen met te grote trommen en hoorns, marcheren (want ik zou niet weten hoe ik het anders zou moeten noemen) de meisjes door de straten. Voortdurend opletten of ze nog in de maat lopen en dezelfde voet voor hebben als degene links en rechts. In de hoeken loopt de buitenste netjes sneller terwijl degene aan de binnenbocht nauwelijks beweegt. Als de stoet moet wachten, marcheren ze op de plaats. Hoewel het niet geheel soepel en volgens protocol verloopt, lijkt mij maar wellicht ben ik te perfectionistisch, ziet het er indrukwekkend uit. Ik vind het misschien zelfs wel een beetje angstaanjagend dat de leerlingen met deze discipline en striktheid een toneelstukje op moeten voeren. En ik zou ook niet durven zeggen voor wie dan. Hoe dan ook, na de eerste school volgen er nog meer. Dan schijnt, gezien het enthousiasme van de mensen, het klapstuk te komen. De band van ik gok militairen die de grond letterlijk doen trillen en die volgens mij als enige van de bands volledig zuiver spelen. Naast de muziekinstrumenten en de dragers van de wapens en vlaggen lopen er nog andere mannen (want dit zijn dan weer allemaal mannen) mee met wapens. Speren en geweren vormen de barrière tussen de kijkende mensen en de band. Met de speerpunten zo dichtbij kan ik me nauwelijks voorstellen dat ze bot zijn, sterker nog volgens mij zouden ze degene voor hun makkelijk een kappersbeurt kunnen geven. Ik weet niet wat voor mensen het zijn, maar het doet me denken aan wat iemand mij vertelde over de traditie van het carnaval in Bolivia. De jongens die dit jaar in dienst moeten voor het leger zijn verplicht om mee te lopen in de carnavalsoptochten. En hoewel het schijnt dat de dansjes niet zo glad en spectaculair zijn als die van de georganiseerde groepen, is het een leuke afwisseling omdat ze hun fantasie de vrije loop kunnen laten voor kostuums en uitvoeringen. Na een groep docenten en vertegenwoordigers van het departementale ministerie van onderwijs (en dat weet ik alleen omdat er iemand mee liep die ik toevallig eerder die week had geïnterviewd) en een laatste band wordt het stil en haast ik me de straat in naar de pizzeria.

Te vroeg gejuicht. Het schijnt dat we nu de eerste niveaus van onderwijs hebben gehad, maar Oruro staat ook bekend om zijn technische universiteit. En ja hoor, heel de straat van de pizzeria staat vol met studenten van de universiteit. Op precies dezelfde manier opgesteld, iets vrijer in kleding zolang het maar netjes is en een sjerp om hun nek met de naam van de studie. De stoet wordt voorafgegaan door wederom iets wat eruit ziet als het leger en zo hard op de trommels slaat dat ik het tot diep in mijn buik voel trillen. De mannen marcheren in rechte lijnen om auto’s heen die her en der langs de weg staan en gaan vervolgens in tegenovergestelde richting als de scholieren het plein op voor hun trucje. Inmiddels gaat er overal vuurwerk af wat maakt dat ik vandaag meer vuurwerk zie en hoor dan dat ik met oud en nieuw in Sevilla heb meegemaakt. Alles kan in Oruro. En dat blijkt maar weer. Ik heb geen zin om weer een optocht langs te zien trekken dus vlucht de pizzeria in en bestel mijn pizza. Maar mijn desinteresse is slechts tijdelijk. Buiten trekken opeens wagens langs die versierd zijn en die onderdelen van de studie uitbeelden. En dan heb ik het niet alleen over een klein wagentje waar ik de laadbak een meterkast staat of een grote motor. Nee, ik heb het ook over bulldozers die zich tussen stoep en geparkeerde auto’s manoeuvreren, de meest moderne auto’s met van die leuke deuren die naar boven openen, buggy's en wagens die betrokken zijn bij de mijnbouw. Elk van de wagens wordt gevolgd door studenten in de bepaalde richting. Zoals je waarschijnlijk al door hebt, bijna allemaal technisch. De bands lopen er weer vrolijk tussendoor en af en toe rennen er verdwaalde studenten langs op zoek naar hun opleiding. Wanneer het dames op te hoge hakken zijn, worden ze vrolijk nagefloten door het voornamelijk mannelijke volk. Want ook hier schijnt techniek meer verbonden te zijn met het mannelijk geslacht. Verder komen er af en toe alumni langs, docenten en in sommige gevallen lopen er mensen in werkkleding mee, vaak mijnwerkers. Mijnbouw is een van de grootste industrieën hier en in Bolivia in het algemeen, maar daarover straks meer. Toen de optocht eindelijk voorbij was, was mijn pizza ook precies klaar en heb ik de rest van de avond lekker zitten haken. Nog maar een keer na zitten gaan wat ik nu precies had gezien. En voor de mensen die het willen weten, ik ben een kussen aan het haken van african flowers en een sjaal in de ripple steek. 

Nu dacht ik dat ik het had gehad, nou nee hoor. De avond erna was het weer patat. Op weg naar huis van de supermarkt waren ze op het plein druk bezig om iets op te bouwen en er reden auto’s rond die meer kabaal maakten dan dat ze vooruit kwamen. Ik besloot even mijn spullen thuis te dumpen en met fototoestel dit keer terug te gaan. Toen kwam de grootste shock pas, want op de weg terug naar het hostel (1 straat voor 3 blokken), kwam ik eerst een groep mensen tegen die verkleed leken als een halve kerststal. Niet ver daarachter kwam er (weer) een optocht van mensen in gewaden, gelovigen dit keer, die zongen/bidden en een beeld van Maria door de straten droegen. Bijzonder om een keer te zien, maar niet helemaal mijn ding. Terug op het plein met het fototoestel in de aanslag moest ik nog ruim een uur wachten voor er daadwerkelijk iets ging gebeuren, maar er was ondertussen genoeg te zien. Niet op zijn minst de man naast mij die bij elke beweging die ik maakte me aan zat te staren alsof ik een beestje in de dierentuin was. Ach ja, sorry, ik ben een kop groter, gebruik nog gewoon een fototoestel in plaats van een mobiel en mijn jas is erg oranje. Het bleek de opbouw te zijn van de symbolische start van de Mario Mercado Vaca Guzman circuit, die de zaterdag en zondag plaats zou vinden. Ik moest wel lachen want minder dan een uur voor de start waren ze nog bezig om van alles op te hangen en klaar te zetten. Er liep tussen alle organiserende mannen een vrouw rond en ik kon het niet laten om aan de Veluweloop te denken. Waar ik ook met een bende testosteron was en alles op het laatste moment gedaan/geïmproviseerd werd. Kortom ik vermaakte me wel. Daarnaast kon ik ook meteen kennis maken met de festival koek-en-zopie Bolivian style. Dat klinkt spannender dan het is, want het zijn mensen met een grote kartonnen doos waarin zakjes popcorn en verschillende soorten chips zijn gestopt. Zo struinen ze het publiek af en verkopen de zakjes voor 2 bolivianos per stuk. Toen er rond half 9 eindelijk wat ging gebeuren kwam ik er dus achter dat het weinig spectaculair zou worden, of laten we zeggen op een andere manier dan gedacht. Vanavond was de presentaties van de auto’s met hun chauffeurs en navigators. Het enige racen dat er dus gedaan werd was de 20 meter van het podium naar de hoek van het plein en het meest spectaculaire wat er gebeurde waren de auto’s die een klein soort van podiumpje ter grootte van een auto op moesten rijden en daar zonder kleerscheuren ook weer vanaf moesten komen. Spannend want erop en eraf was over twee smalle ladders waar de wielen dus erg precies op moesten staan. Het was niet tot auto vijf dat ik snapte waarom er zoveel mensen stonden. Niet alleen achter het hek trouwens, want hekken trekt niemand zich hier iets van aan. De mensen stonden overal op straat en moesten maken dat ze weg kwamen als een van de auto’s vertrok. Nee de echte motivatie zat hem in de goodies. Een aantal van de chauffeurs had goodies (pennen, petjes, hesjes, boekjes, snoep noem maar op) bij zich, dat ze wanneer ze zich presenteerden en uit de auto stapten, vrolijk in het rond strooiden. En daar was de menigte wel van gediend. Er werd gestreden om de gegooide spullen en na een paar auto’s hadden mensen door hoe het werkte. Ze keken met uitgestrekte nek of de chauffeurs uit de auto stapten, daarna of er een plastic zakje of iets anders volgde dat goodies aan kon duiden en pas dan gingen de handen in de lucht en begon men te roepen. Misschien had ik wel iets kunnen pakken uit de lucht, omdat ik groter ben dan de rest, maar eerst stond ik te ver weg en daarna had ik de reflex net alsof ik trefbal aan het spelen was met afweer. Dek je hoofd en maak dat je wegkomt. Maar het was een genot om naar de mensen te kijken en sommige chauffeurs waren ook wel de moeite waard om een blokje voor om te lopen. Wat me wel verbaasde is dat er een aantal jongens tussen liepen die er absoluut niet Boliviaans uit zagen, als in eerder Europees. Maar ik stond nooit dichtbij genoeg om te horen wat voor taal ze onderling spraken. 

Een beetje geaard in de cultuur van Oruro, die persoonlijk bijzonder terughoudend is maar op publiek niveau bijzonder extravagant, is het tijd om iets meer over de stad te weten te komen. Ik heb verscheidene websites uiteindelijk gevonden met dingen die ik kan doen. Het probleem is een beetje dat Oruro alles behalve een stad voor toeristen is. Er is geen tourist office, er zijn geen bookings agencies en de blik van de mensen op straat zegt regelmatig meer dan genoeg. Maar ik laat me niet zomaar uit het veld slaan en heb een lijst met wat te doen vandaag. Eerste stop is El Santuario de la Virgen del Socavón, oftewel de kerk van de beschermvrouwe van de mijnwerkers. Daar hoort tevens het mijnmuseum bij. Het is niet ver lopen als ik na mijn vorstelijke ontbijt van brood met ei op pad ga. Ik heb besloten dat ik vandaag toch wel herkend ga worden als toerist dus heb ik mijn kniebroek aan met mijn wandelschoenen. Speciaal voor Nadine heb ik de wandelsokken thuis gelaten en sokken aangedaan die in ieder geval niet boven mijn schoenen uitkomen. Ik had veel verwacht van de kerk maar niet dit. Het is een groot plein met een mooi uitzicht over de stad. Een kerk waar je twee keer naar moet kijken voordat je het als kerk herkent en vooral heel heel heel veel scholieren in uniform. Het is zaterdag, wat doen die hier? Ik weet het antwoord niet, maar wat ik wel weet is dat vandaag ook Ayni een cursus voor leerlingen organiseert, dus wellicht dat dit ook een soort excursie is. Binnen in de kerk is een dienst bezig. De kerk is schitterend, simpel maar met een geweldig plafond en een lichte uitstraling. Als je binnenkomt rechts zijn ultramoderne biechthokjes geïnstalleerd die me eerder doen denken aan de ingang van de persoonlijke sauna’s bij het zwembad dan om te biechten, maar dat zal het referentiekader wel zijn (zie blog van de uni). Daarachter is een aparte kapel gericht op de verering van de mijnwerkers. Naast een beeld, een grote tafel voor kaarsen en een muur vol met dankbetuigingen hangt er ook een bordje: museo de minerio. Buitenlanders betalen twee keer zoveel als de rest, maar nog steeds geen anderhalve euro en ik wil het gezien hebben. In de winkel haal ik mijn kaartje en hoewel 15 minuten later dan op het schema, is het geen minuut te vroeg als de medewerker de poort van slot doet. De scholieren die ook naar beneden gaan liepen maar te kletsen en te doen en volgens mij had de pastoor meer pauzes in zijn preek dan normaal is. 

Het museum is simpel, dat wil zeggen de inhoud ervan. Eerst een lange trap naar beneden. Door de modder en vochtigheid van het eerste stukje over planken verder de tunnel in. Het hele museum is ingericht in een deel van de oude mijn en er zijn wat vitrines geplaatst met stenen en oude voorwerpen. Ik moest wel lachen toen een van de scholieren voor een vitrine stond en zei dat de telegraaf die erin stond wel heel oud was. Volgens mij hadden leerlingen in Nederland niet eens herkend dat het een telegraaf was (ik zal maar niet zeggen wat ik dacht). Nog twee bijzondere dingen, ten eerste lagen overal cocabladeren. Deze zijn om de duivels weg te houden uit de mijn en dus voor een voorspoedige terugkeer van de mijnwerker. Ik moet er niet aan denken, ik paste eigenlijk niet in de tunnel en zelfs Bolivianen moesten op sommige momenten ook door de knieën, laat staan als je daar hele dagen moet werken. Tweede is dat er helemaal achter in de gang twee poppen/mummies stonden die versierd waren met confetti en van alles. Om precies dezelfde reden als de cocabladeren. Oorspronkelijk komt het carnaval hier in Oruro daar ook vandaan. De mensen verkleden zich als duivels en dansen door de straten zodat de duivels weg blijven uit de mijnen vertelt iemand van het antropologisch museum mij later in de middag. De traditie komt oorspronkelijk van een zestal plagen die komen van de grote dieren die hier in de regio leven. In vroegere tijden werden deze dieren vereeuwigd in steen om zo ook de plaag te ‘verstenen’ en op sommige gebouwen zie je bijvoorbeeld nog beelden van slangen of de condor. Later is dat het carnaval geworden waarbij mensen actief deze dieren gebruikten in afwerende dansen net zoals ze dat eerder met de regen hadden gedaan. Met de komt van de Spanjaarden werd het doel uiteindelijk katholiek, maar daar komt het dus niet vandaag. Omdat er dat specifieke doel is voor de mijnbouw, is het ook logischer (voor mij) dat het carnaval van Oruro het grootste van het land is. 

De uitgang is een hek net buiten de kerk na weer een lange en onregelmatige trap omhoog. Ik ga nog even kijken hoe ver de kerkdienst is voor ik na een knikje van de priester op weg ga naar numero dos op mijn to-do list: de dierentuin. De dierentuin is een eindje lopen, maar dat zie ik wel zitten. Met mijn steeds meer gewaardeerde kaart op de telefoon stippel ik een route uit. Al snel vervloek ik mijn telefoon omdat deze geen hellingen aan geeft. Wat ik niet heb bedacht is dat Oruro tegen een berg aan is gebouwd. Als je dus van de ene kant naar de andere kant wilt, en je neemt de kortste weg, grote kans dat je die stomme bult moet beklimmen. En zo geschiedt dus. In dit deel van de stad kijken mensen mij nog vreemder aan, maar als ik eenmaal boven ben was alles het waard. Het uitzicht over de stad is fantastisch. Wat me blijft verbazen is dan verderop helemaal niets is. Het is niet zo dat Oruro midden in de bergen ligt, het ligt op de hoogvlakte. En vlak is het zeker rondom te stad. De zon weerspiegeld in de meren en verderop zie je de kammen van de Andes liggen. Op naar beneden dan maar weer. De huizen hier zijn wel redelijk recht gebouwd en hebben allemaal van die halve trappetjes zoals bij ons de huizen op de daken hebben (de oude handelshuizen dan aan de haven en in Amsterdam bijvoorbeeld). Eenmaal beneden is het nog best een stukje vlak lopen maar kan ik ondertussen heerlijk mensen kijken. Het vreemde is trouwens ook dat het wel lijkt alsof de berg hier niet bestaat. Straten als La Plata (waar mijn residencia zit) zijn ook aan deze kant van de berg, maar lopen niet door. Ze lopen dood op de berg, waar ze eindigen in trappen of zandpaadjes, maar toch hebben ze dezelfde naam. Bijzonder… 

Voor de dierentuin is een groot soort park. Daar zijn mensen druk bezig om speeltoestellen voor kinderen neer te zetten: loopauto’s en fietsen, spelletjes en later ook een stel tafelvoetbaltafels en een trampoline. De dierentuin hier heeft vooral dieren uit de Andes. Ik betaal 4 Bs om binnen te mogen en wordt gevraagd eerst naar het aquarium te gaan voor die sluit. Ik ben niet zo vissig, dus daarna maar snel door naar de rest. Oke, vanuit dierenwelzijnsperspectieef kan ik zeker een heleboel minpunten verzinnen van deze dierentuin. Maar aangezien ik nu een ‘vrije dag’  heb, vind ik dat ik lekker mag genieten van de dieren. Zeker ook omdat er een aantal soorten bij zitten die met uitsterven zijn bedreigd. Ik begin met de uilen, puma’s, paarden (geen idee waarom), iets dat lijkt op een lama maar geen lama is, alpaca’s en geiten. Ik ben gek op geiten en als ik onderweg naar een vosje een leuke loslopende bok tegenkom zeg ik enthousiast hallo. Helaas was hij van mening dat ik ook erg leuk was, meer dan dat. En met tong uit de mond hevig enthousiast springt hij tegen me op. Nu was hij klein en ben ik niet bang van geiten, maar ik schrok wel even. De Bolivianen die het zien bescheuren zich natuurlijk om de gringo die wordt aangevallen door een geit. Het doet me goed te zien dat hij later ook een Boliviaans gezin lastig valt. Wat me niet zo goed doet is dat ik nu overheersend naar bok ruik. En voor de mensen die die geur niet kennen, houden zo! Ik snel door van het vosje naar een (rustige) alpaca die ergens in het gras ligt en door naar de condors. Condors zijn een van de grote roofvogels hier die met uitsterven bedreigd worden. Ze zijn ontzettend lelijk, maar in deze volière ook absoluut niet schuw. Dus kan ik uitgebreid een fotosessie doen met hele leuke foto’s als gevolg. Dan door naar de aapjes die verschrikkelijk hun best doen op mensen te lijken en vrolijk gevoerd worden door de bezoekers. Ik zeg niets en richt me op mijn nieuwe vriend die ook naar mij zijn hand door de tralies steekt. Na de nandoes vind ik het wel welletjes en zet ik koers naar mijn laatste stop van vandaag: het antropologisch museum.

Ook hier betaal ik veel meer dan een local, jammer dat ik niet doorkan voor een Boliviaan, maar tel ik uiteindelijk nog maar 5 Bs neer (zeg 70 cent). De gids zit er gratis bij en dus ga ik samen met een Chileens meisje onder begeleiding van een aardige jongen het museum in. Nadat ik ook hem heb verbaasd met dat ik Spaans spreek, om de een of andere reden verwachten ze dat hier niet ofzo, gaan we door de geschiedenis. Van de mammoets tot de prehistorie. De Tiwanaku als eerste echte volk hier uit de regio en hun manier van mummificeren die bijzonder veel lijkt op die van de Egyptenaren. Er is ook een bijzonder interessante collectie schedels die laten zien welke afwijkingen mensen hadden. Door naar de volkerenoorlog waar de Aymara’s de plaats van de Tiwanaku innamen en uiteindelijk naar de muziek en het carnaval. Boven is nog een aparte zaal met kostuums waar ik wel foto’s mag maken en daarna vind ik het wel genoeg geweest. De cultuur in deze regionen is interessanter en rijker dan ik had gedacht. Niets Inca’s en de klassieke verhalen, maar nieuwe inzichten. Zo was het vroeger bijvoorbeeld normaal dat de rijkere mensen felle kleuren droegen en de klassieke wit/grijs/bruine poncho voor de werkende klasse was. De combinatie van de cultuur in muziek en dansen voor speciale gelegenheden en hoe die uitgroeit tot het begrip carnaval en het ontstaan van godsdienst door het belang van lama’s in het dagelijks leven. 

Voor nu vind ik mijn culturele vorming wel prima en ga op weg naar huis, met de trufi dit keer, voor wat lekkere rijst en rust. ’s Middags struin ik de overvolle markt af voor souvenirs. Maar het is vooral groenten en fruit wat er wordt aangeboden. En een grote collectie bh’s, theedoeken, handdoeken en onderbroeken. Ik waan me bijna in Egypte. 

Zondag nemen Sigrid en haar man me mee de stad uit. Ze zijn natuurlijk een kwartier te laat, maar eigenlijk had ik niets anders verwacht. We nemen de uitgang richting Potosi en rijden naar Machacamarca. Onderweg komt we langs de grote markt van Oruro. Net buiten het centrum en omringt door vrachtwagens zitten vrouwen in hun werkkleren tussen zakken en bergen met verse groenten en fruit. Jammer dat het zo ver lopen is, anders zou ik zeker een keer zijn gaan kijken. Verderop zien we heel veel mensen die langs de kant hun auto hebben geparkeerd en in groepjes op de rand van de bergen staan. Wat blijkt, hier is het circuit van de autorace waar ik vrijdag de start van heb gezien. De man van Sigrid, sorry ik ben gigantisch slecht met namen, rijdt een stukje met een van de auto’s mee. Nou ja, soort van dan. Ik moet eerlijk toegeven dat het ritje naar Machacamarca, zo’n 30 kilometer buiten de stad, wel een van mijn avontuurlijkste is tot noch toe. Volgens mij wordt er iets harder gereden dat waar de weg voor is gemaakt. En het verbaast me dan ook niets wanneer Sigrid zich omdraait en na zich ervan te hebben overtuigd dat ik auto kan rijden, vraagt hoe hard ik normaal rij. Nou op snelwegen 120, op tweebaanswegen, of eigenlijk autowegen 80 tot 100. Maar ja, vul ik snel aan, de situatie is in Nederland dan ook iets anders. Ik voel me niet onveilig hoor, hij rijdt lekker door (zo’n 100 km per uur) alleen de weg is gewoon niet zo soepel en glad als in Nederland. Verder is het landschap gevuld met hier en daar een huisje, al wordt er niet veel bewoond buiten de stad. Ook zijn er velden met allerlei soorten quinoa langs de kant van de weg. De rode en gele rechthoeken doen me een beetje denken aan de Nederlandse bloemenvelden. Al zijn deze wel een stuk kleiner. Vroeger werd er in deze regio volop quinoa verbouwd. Maar sinds het zo populair is geworden in de rest van de wereld zijn er strenge eisen opgesteld voor het verbouwen ervan. Alleen de mensen met een speciale vergunning mogen het verbouwen en dus is de hoeveelheid gigantisch afgenomen. Onder het eten verschijnt er wel een geniepige lach op hun gezicht als we het hierover hebben. Want er zijn toch nog dingen, zoals quinoa, waarmee de hooglanden in Zuid-Amerika enigszins inspraak hebben op de handel met Westerse landen als Europa. Want laten we eerlijk zijn, alles van de zoute bodem tot de hoeveelheid water kunnen we nabootsen. Maar het klimaat van 3600m realiseren op of onder zeeniveau is niet te doen. Het blijft me ook verbazen dat het landschap hier eigenlijk heel erg vlak is. Je kunt gigantisch ver kijken en niet overal zijn bergen, en die bergen zien er eerder uit als heuvels dan als grote bergen die hoogtes van 4000 meter bereiken. 

Er is weinig water momenteel. Ondanks dat ik dat gelukkig niet merk aan mijn douche, rijden we langs drooggevallen rivieren en is de grond dor en geel. Dat is ook de reden dat er weinig mensen leven, al is het dit jaar wel erg extreem. Aangekomen in Machacamarca (probeer je het nog steeds uit te spreken of heb je het opgegeven?) moeten we twee keer de weg vragen voor we zijn waar we willen zijn. Het doel is een treinmuseum dat lastig te vinden blijkt. Vroeger was Oruro een van de belangrijkste plekken wat betreft mijnbouw. Nog steeds zijn er naar het westen heel wat mijnen te vinden in de bergen, maar het is allemaal veel veranderd. Met de winning van grondstoffen was er natuurlijk ook transport nodig en, je raadt het vast al, treinen werden hiervoor ingezet. Momenteel rijden er eigenlijk alleen nog treinen tussen Oruro en Villazon, aan de grens met Chili, een reis die ik ook nog plan te maken gedeeltelijk en in omgekeerde richting. Maar daarover later meer. Vroeger waren er meer lijnen die de grondstoffen overal naartoe brachten waar nodig. Toch doet het museum weinig eer aan deze rijke geschiedenis. Het ligt in een uitgestorven hoekje van het dorp verscholen tussen half vervallen huizen en de resten van een ooit glooiend treinsysteem: kapotte rails, roestige onderstellen en wissels overwoekerd door onkruid. Even lijkt het of het museum dicht is, maar niets is minder waar. We kopen voor 5 Bs elk een kaartje en wandelen door de grote loods waar tal aan verschillende wagons en locomotieven staan. Ik moet toegeven dat ik het wel eens spannender heb gezien. Al is de constructie voor het vervoer van mensen en materiaal in de vorm van een caravan en in de kleuren oranje en groen wel heel grappig. Net als de in Duitsland geproduceerde auto die geen wielen maar een onderstel van een trein bij zich heeft. Het merendeel van de collectie is onderdeel geweest van de treinmagnaat Peniño, zie de industrie hier min of meer groot heeft gemaakt. En groot is hij zeker, gezien het formaat van de moersleutels en de bankschroeven. De oude foto’s over de eerste treinen van hout en de ongelukken en gebeden zijn wel tekenend voor dit land en doen je toch weer beseffen dat dit niet in België of Duitsland is. Maar we zijn er verder snel doorheen en maken ons op voor een fotoshoot buiten (niet mijn plan). Het weer is schitterend voor foto’s met een strakblauwe lucht en hier en daar een wolkje. Achter de loods zitten jongeren de dag te overzien in een van de oude wagons, het is een plek waar niemand meer trots op is. 

Door naar stop numero twee, half op mijn verzoek. Op de een of andere manier op het moment dat ik het hier over vis heb, word ik meegenomen naar een visrestaurant. In dit geval iets anders dan anders en beter dan best. Net buiten Machacamarca ligt een toeristische eco-village. Voor je daar grote ideeën van krijgt, niet doen. Toeristisch betekent hier dat mensen uit de stad wel eens langs komen om er de dag door te brengen. Want buitenlanders zijn er vrijwel niet in Oruro, alleen diegenen die de trein naar Uyuni (de zoutvlaktes) nodig hebben zijn er een nacht of wat te vinden. En eco-village in dit geval wil zeggen drie acht-hoekige huisjes, waarvan twee ingericht zijn als restaurant en de derde als keuken. Mijn gidsen van vandaag komen hier schijnbaar vaker want ze worden enthousiast begroet. Er is niet veel keuze vandaag, het is forel of ehm niets. En maracuja sap, of niets. Dus we eten, jawel, forel met maracuja sap. Waarom nu helemaal hierheen rijden, behalve voor het fantastische uitzicht? Het is volledig stil en de lucht is heerlijk schoon, al is Oruro absoluut niet zo vervuild als Cochabamba of Quillacollo. Al heb ik wel mijn ernstige bedenkingen bij de zwarte wolken die de bussen hier af en toe uitstoten (geen metafoor!). Daarnaast ligt in de verte de aanloop naar Lago Popo Popo. Op de een of andere manier, met de zon erop, lijkt het alsof de aarde daar ophoudt, het water over de rand stroomt en wij met het als we dichterbij komen. Maar waarom we naar dit einde van de wereld zijn gekomen is vanwege de verse vis. Want de vis die we eten is die ochtend of slechts een paar uur ervoor uit een van de bassins gevist waarin we nu hun vriendjes voeren. Nu ben ik geen kenner van vis, maar als hij lekker is vind ik alles goed. En wanneer we naast de baby-alpaca’s plaats hebben genomen in de schaduw kan ik mijn geluk niet op. De vis is open gesneden in de lengte en in precies genoeg boter gebakken. Dat de lepel heel vies is geeft niet, want ik kan de stukjes gedroogde aardappel ook prima met mijn vingers eten. Net als de andere gezouten aardappel en de rijst. De sla laat ik liggen en van de rest eigenlijk ook het meeste, want de vis is verrukkelijk. Met de vingers, hup. En ondertussen praten we over de verschillen tussen Bolivia. Hoe ze hier uitstekende wijnen maken, vooral in Tarija waar ik ook nog heen ga (joepi!) en hoe de melk van de koeien uit het deel ten zuiden van Oruro een heel bijzondere smaak heeft en zodoende ook bijzondere kaas maakt. De grond hier is erg zout en deze bijzondere mineralen komen dus terug in de producten van de koe. En ze kunnen er maar niet over uit dat wij onder zeeniveau wonen. 

Met de buikjes vol, gaan we weer terug naar de stad. Onderweg kijken we nog even hoe de auto’s bijna over het zand zweven in het circuit. De aankondiging en afkondiging van elke auto feestelijk met een gigantisch grote wolk stof. In de stad gaan we nog een ijsje halen. Maar als er iets is wat ik niet eet in het buitenland, zelfs niet in Europa (vooruit, behalve Italië) is het softijs. Tot nu toe is mijn buikje op een dag na perfect blij geweest en dat wil ik graag zo houden. Het laatste stukje naar huis loop ik, voordat ik mij op bed settle en de foto’s bekijk onder het genot van een lekker appeltje. Weer een week voorbij.

Foto’s

4 Reacties

  1. Broer:
    21 maart 2016
    Goede avond Lara.
    Met heel veel plezier,jouw verslag gelezen.Ik zit er weer midden in.Prachtig.
    Ga zo verder.Groetje Broer
  2. Jan en marjo:
    23 maart 2016
    wat een verhaal, heel erg leuk op naar het volgende verslag we zijn benieuwd.
    groetjes Jan en marjo.
  3. Irene:
    27 maart 2016
    Hallo lara,
    Wij zijn helemaal in de ban van je roman.
    Jij bent niet bang , ik zou dat niet hebben gedurfd,
    nog voor geen miljoen.
    Ome Han is wat oud, maar anders kwam hij op bezoek.
    Groetjes van ons tweetjes en kom weer veilig thuis Han en Irene.
  4. Cobie:
    2 april 2016
    Weer een leuk verhaal Lara, lekker genieten van je vrije dagen. Leuk van die collega om je mee te nemen en je van alles van het land te laten zien. Tot het volgende verhaal,groetjes xxx