De hort op

28 maart 2016 - Oruro, Bolivia

Afgelopen weken heb ik behalve heel veel gepraat, gelezen en getypt ook werkelijk wat gedaan, als in ben ik het kantoor uit geweest. Ten eerste ben ik plantjes wezen kopen. Zoals velen van jullie weten is er voor de evaluatie van het project Chaski en specifiek mijn bijdrage daaraan via een bezoek aan Bolivia, een crowdfunding campagne opgezet. Daarbij konden mensen plantjes kopen die we dan symbolisch aan de scholen doneren. Maar waar vind je plantjes in een gebied waar de grond niet echt zeg-maar kleiachtig is en je eerder een pikhouweel dan een schep nodig hebt. Sigrid wist wel een plekje dus zijn we wezen wandelen (op mijn verzoek). Ondertussen lekker gekletst over de scholen maar ook over wat ik nu eigenlijk doe op de universiteit voor opleiding. Dat op zich is al bijzonder lastig uit te leggen, laat staan in het Spaans. Maar we komen er warempel uit en hebben een erg leuk gesprek op de terugweg. Ik moet trouwens nog wel heel hard aan mijn werkwoordstijden werken, maar wat betreft fluency en het gebruik van het juiste geslacht en de volgorde van woorden gaat het steeds beter. Ondertussen hebben we het ook over het systeem van trufi’s, de taxibusjes die door de stad rijden. Ik zeg dat het perfect werkt maar Sigrid is het daar niet helemaal mee eens. Het punt is dat het in de stad prima werkt, maar daarbuiten allerminst. Binnen de stad is er controle. De chauffeurs rijden (net als in Cochabamba trouwens) langs controlepunten waar ze een kaart moeten laten afstempelen of -strepen. Dit is om te controleren dat ze de juiste route rijden en dat ze hem ook daadwerkelijk rijden. Want dat is het probleem vaak in dorpjes. Chauffeurs rijden niet of een andere route, waardoor er mensen ergens staan te wachten op een lijn die nooit komt. Oftewel, mijn bussen in Wageningen zijn zo slecht nog niet. De plantjes uitkiezen is makkelijk. We willen iets voor buiten, we hebben er allebei geen verstand van en dus nemen we maar een leuk klein boompje. Deze plantjes groeien uit tot struiken zoals ze ook bij ons voor het kantoor staan. Kortom de zielige stengeltjes zouden op een gegeven moment sterke bomen moeten worden. Op die manier ook wel enigszins symboliek voor het Chaski project. 

De school waarvoor deze plantjes bedoeld zijn, heb ik de dag ervoor al bezocht. Deze meeting was de enige die ongeveer volledig volgens schema verliep. We waren er precies op tijd en oké de directeur was nog ruim een half uur aan het praten met een van de ouders, maar voor Boliviaanse begrippen ging het bijzonder voorspoedig. De school die ik heb bezocht staat in het zuiden van de stad, net voorbij de universiteit. Trouwens toen we er langs reden, vooral langs de faculteit agronomie zag het er toch weer heerlijk uit. Overal random gebouwen, veel groen en overal mensen die buiten leven. Het systeem hier met universiteiten is volledig anders dan in Nederland. Zoals ik al heb gezegd is ten eerste de BSc graag, waarin ik dierwetenschappen heb gedaan, eigenlijk voor het opdoen van de kennis die wij op het VWO krijgen. Dat moet omdat ze hier op de collegio’s geen onderscheid maken tussen de verschillende niveaus. Dus veel mensen komen er met een MAVO niveau van af en moeten dat bijschaven tot voldoende voor een MSc niveau. Die zijn dan weer wel gespecialiseerd, maar docenten missen vaak de zogenaamde soft-skills zoals de kennis over hoe je vakliteratuur leest, een paper schrijft en statistiek. Hoe dan ook, wat eigenlijk geografisch gezien nog belangrijker is, is dat alle steden in principe een universiteit hebben met alle faculteiten. Dus studenten blijven dan ook thuis wonen, want de universiteit hier biedt weinig anders aan dan de universiteit in bijvoorbeeld Sucre of de UMSS in Cochabamba. De docenten die ik hierover sprak konden er dan ook niet over uit dat ik op mijn 17de uit huis ben gegaan en zo’n vier uur reizen van mijn ouders af woon. En ze snapten al helemaal niet dat het eigenlijk erg bijzonder is in Nederland als een student tijdens zijn studententijd bij zijn ouders blijft wonen. Als ik hier zo af en toe eens uit mijn slaapkamerraam kijk, zie ik welke andere problemen dat nog met zich meebrengt.

Leydy, een van de mensen die therapie sessies geeft op Centro Ecuestre Tunari, vertelde mij dat over het algemeen de meisjes thuis blijven wonen tot ze getrouwd zijn. En jongens hebben dus eigenlijk alleen de tijd op de universiteit om de meisjes het hof te maken, bijvoorbeeld op de trap recht voor mijn raam net achter een klein muurtje. Nu, ik ben toch blij dat ik in Nederland gewoon een nachtje weg kan blijven of iemand bij mij thuis uit kan nodigen zonder dat mijn moeder bedenkelijk kijkt als hij suiker in zijn thee doet en mijn vader twijfelt of hij wel voor Feyenoord is (bij wijze van spreken dan). Grote cultuurverschillen dus.

De school die ik ga bezoeken, Unidad Educativo Mejilliones (de overheid heeft een aantal jaar geleden besloten dat alle scholen Unidades Educativo moeten worden genoemd. What’s in a name?), en ligt in een armere buurt. Zoals eigenlijk alle scholen van Chaski. Als we aankomen lijkt de wijk uitgestorven. Het hek van de school zit met een ketting en een belachelijk groot hangslot dicht en er is een persoon die de hele dag portier speelt en het hek open en dicht doet. Niet alleen om de kinderen binnen te houden, maar ook om de minder aardige mensen buiten te houden vertelt Sigrid me. Het secretariaat wordt gerund door een ouder van een van de kinderen die tegelijk ook de vertegenwoordiger is van de ouders in het beleid van de school, de zogenaamde patris familia. De directeur is nog in gesprek, maar dan heb ik mooi te tijd om de school eens goed te bekijken. In het midden is een grote overdekte en geasfalteerde speelplaats waar op dat moment kinderen gymles krijgen. Alle scholen die ik heb gezien hier hebben zo’n overdekt veld dat volgens mij zowel in de pauze als in de lessen gebruikt wordt. Rond het veld zijn de lokalen. De meeste laagbouw maar er zijn ook twee lokalen op een eerste verdieping. Iedereen is in uniform, de kinderen die sporten in een ander uniform dan de rest. Maar behalve de grote chaos en de kinderen die overal rond lijken te zwerven waar ze volgens mij niet horen te zijn, is het niet zo anders dan Nederland. De jongens spelen vals met estafette en willen niet met de meisjes voetballen. De kinderen die naar de wc moeten (een apart gebouw) kijken met grote ogen naar de witte reus die bij de poort staat (ik dus). Wat wel anders is, zijn de grote emmers chocolademelk en zakken met broodjes die zich richting de verschillende lokalen begeven. De regering zorgt ervoor dat de kinderen op school kunnen ontbijten. Iedereen met zijn eigen beker die ze netjes afwassen achteraf. 

Het gesprek met de directeur overvalt me, want iedereen verwachtte dus een volledig interview. Nu weet ik inmiddels wel wat ik wil vragen en heb ik door de herformulering van de methodes ook de mogelijkheid om iets flexibeler te zijn met de vragen, maar dat maakt het niet per se makkelijk. De directeur zit, volledig in pak, achter een groot bureau en wij op een veel te laag bankje aan weerskanten tegen de muur van zijn kantoor. Het is voor het eerst sinds ik hier 6 weken geleden aankwam, dat ik me klein voel. De directeur is heel aardig, maar hij snapt niet dat je om duidelijk te kunnen praten je moet articuleren en dus je mond moet open doen. Maar ik neem het gesprek op, om hopelijk later nog wat meer informatie eruit te persen. Bij het afscheid krijg ik twee zoenen en veel bedankjes. Die gebaren zijn de dag erna vier keer zo groot als ik terug kom om de plantjes af te geven. Ik moet er nog wel steeds aan wennen hoor, al dan gesmak. 

Ook mag ik nog even snel in een klaslokaal kijken. De docent is helemaal blij omdat ze het net over verschillende talen hebben gehad, dus of ik ze even iets in het Nederlands wil leren. Ik zeg 'Ik heet Lara' waardoor vervolgens de hele klas mij wel heel angstig aankijkt. Een van de leerlingen krijg  ik uiteindelijk zover om het na te zeggen. Maar specialer is de leerling die een liedje voor mij zingt in een taal die nog maar door zo'n 10 families in Bolivia gesproken wordt. Als laatste mag ik nog even een blik werpen in de computerzaal. Dit is inderdaad precies zoals op de foto’s. Grote houten tafels langs de muur met een grote variëteit aan computers. De oude zijn de oorspronkelijke van het project, met donaties van de ouders (denk aan zo’n euro per jaar) zijn er wat nieuwe computers gekocht, maar er is geen geld om de oude te vervangen. Dat is jammer want buiten het feit dat ze traag zijn, hebben ze minder opslagcapaciteit dan de kleinste USB stick die ik ken (zo ongeveer dan). Daarom is het moeilijk om ze te gebruiken voor de interactieve spellen die zijn ontwikkeld als toevoeging aan het curriculum en om leerlingen te leren hoe ze een computer moeten gebruiken. Alejandro, het jongetje dat op de boerderij woont en net 8 is geworden, was een mooi voorbeeld van hoe kinderen hier nu eigenlijk kijken naar computers. Elke keer als ik aan het werk was, kwam hij gefascineerd naast me staan en vroeg hij me dingen. Waar is deze knop voor (de enter) of deze (de backspace) en op het scherm, wat kun je met dit doen (de scrolbalk aan de zijkant) en wat gebeurt er dan als je die helemaal onderaan zet? Het is iets wat steeds minder mensen zich kunnen voorstellen. Aan de ene kant goed, omdat het een bijzonder makkelijk systeem is dat mensen op heel veel positieve manieren kan helpen. Aan de andere kant ook niet zo goed.

Zo heb ik mijn ideeën over de kinderen in Nederland die hele dagen achter de mobiele telefoons en tablets van hun ouders zitten om spelletjes te spelen. Wij deden bussekruit en verstoppertje of gewoon een bordspel vroeger. Maar belangrijker is dat deze kinderen zich vaak niet bewust zijn van de gevaren van internet. Zo is Ayni net een nieuw project opgestart waarbij ze helpt in het onderwijzen van de gevaren van internet, vooral van meisjes. En niet omdat die het meer nodig hebben, maar wel omdat zij groter gevaar lopen. Het zal niet de eerste zijn die contact zoekt met iemand in bijvoorbeeld Europa en vervolgens in de mensenhandel en prostitutie verdwijnt. Dat zijn dingen waar wij dan weer niet dagelijks over nadenken, maar wat hier wel dagelijkse problemen zijn. Het is daarom ook belangrijk dat docenten deze rol op zich nemen en zich niet alleen maar focussen op het geven van onderwijs, maar ook hun bredere maatschappelijke taak zien. Dat is ook de reden waarom er naast de introductie van computers door Ayni bijzonder veel aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling en kennis van docenten. Elke school moet voor zijn deelname in het project een bepaald percentage aan docenten hebben die (vrijwillig) mee willen doen aan de kapitalisering binnen het programma. Daarin was in het begin het gebruik van de computers belangrijk, maar langzamerhand weten de meeste mensen dat wel, zeker de jongere generatie. Het is nu dus zaak om verder te kijken naar dit soort secundaire problemen. Maar dat is een project voor een andere keer.

Later heb ik nog twee andere scholen hier in de buurt bezocht, een collegia (middelbare school) en nog een basisschool. Tenminste op het moment dat ik hem bezocht, want kinderen gaan hier maar een halve dag naar school. In de middag (of de ochtend) wordt het schoolgebouw dan ook vaak gebruikt door andere leerlingen of soms zelfs een heel andere school. Waar het op de eerste school een chaos was, was het bij de tweede niet veel anders. De directeur had ik al eerder gesproken op het kantoor en dat was maar goed ook. De man vloog van hot naar her en was een stuk minder afschrikwekkend dan de eerste directeur. Dikke zoenen en bijna een knuffel. In zijn kantoor was het een kabaal van jewelste omdat studenten het geld aan het tellen waren dat ze hadden opgehaald om de behandeling van een zieke leraar (deels) te betalen. Hoewel de school gezellig is, met een deel nieuw gebouw en een deel oud gebouw waar ook de computers staan. Ik krijg een bekertje Sprite in de hand gedrukt en de mededeling dat de sleutel van het lokaal over 20 minuten arriveert. De kinderen lopen overal. Spelen basketbal, kijken over de balustrade van de hogere verdiepingen en later komen de broodjes en de melk voor de lunch tevoorschijn. Wat me trouwens wel opvalt is dat behalve dat de poort overal op slot zit, er ook overal kleine kraampjes zijn waar de leerlingen iets kunnen kopen. Het was me al opgevallen in Quillacollo dat alle kinderen met geld in hun zakken lopen, maar nu snap ik dus waarom. Naast zakjes yoghi drink (of iets dat erop lijkt) en water, ook veel koekjes, zoutjes en chips. Naja, niet zo veel anders dan de machines in Nederland. Terwijl buiten de leerlingen een nieuw boekenpakket krijgen uitgereikt, ga ik met twee docenten naar de computerzaal. Het grootste probleem laat zich al snel zien, de helft van de computers werkt niet en de andere helft heeft ook kuren. Alle leerlingen moeten dus delen, wat aan de ene kant goed is, maar aan de andere kant ook niet ideaal voor de bijdrage aan de kwaliteit van onderwijs.

Grootste problemen zijn de financiën en de overheid zo hoor ik op de laatste school die ik hier in Oruro heb bezocht. De overheid staat scholen niet toe om ouders te laten betalen voor onderwijs, maar een docent informatica wordt niet betaald door de overheid. Toch willen de ouders dan hun kinderen leren om te gaan met een computer en dus betalen ze onder een andere naam een bepaald bedrag voor het onderwijs. Dit bedrag is verschillend per school en hoe elke school het besteedt is ook verschillend. De laatste school is trouwens erg gezellig. Overal hangen plantjes aan de muur, daar kunnen die van mij mooi bij. En langs de muren hangen kunstwerken zoals bij ons op school ook vaak is. Ik eindig uiteindelijk bij de directrice in de kamer met een pak crackers en een flesje cola die ze heeft laten brengen en we praten over ditjes en datjes. Een bijzondere vrouw die niet erg spraakzaam is, maar wel veel te vertellen heeft. Mijn crackers moet ik meenemen voor onderweg/later en ik moet van iedereen de groeten doen aan Sigrid.

Alle scholen die ik heb bezocht zijn trots op het feit dat ze hebben mogen samenwerken met Ayni en sommigen nog steeds doen. Met name omdat ze naast de leerlingen ook denken aan de docenten en de ouders. Het is een heel pakket dat goed is uitgedacht en dat past bij elk van de scholen. En elke school is hier echt heel anders, de kinderen die erop zitten, het materiaal dat beschikbaar is. Maar ik heb wel heel duidelijk gezien dat Ayni hier een verschil maakt. En, zonder dat wetenschappelijk te onderbouwen, dat ze bijdragen aan de maatschappij op heel veel manieren. 

Oh ja, en als het goed is hebben jullie inmiddels allemaal een mail gekregen met een leuke mededeling. De ambassadeur van Bolivia in Nederland heeft aangegeven aanwezig te willen zijn bij de presentatie van mijn resultaten in juni. Het zal zijn aan de universiteit van Wageningen en jullie (en iedereen die jullie kennen) is van harte uitgenodigd. De presentatie zal in het Engels zijn en geldt voor mij als de afronding van mijn stage. Mocht je vragen hebben of iets hebben gemist in je mailbox, mail even naar [email protected]

Foto’s

2 Reacties

  1. Broer:
    28 maart 2016
    Hallo Lara
    <Met plezier gelezen.Om in de school geordend te zijn,duurde in Brasil ook heel wat jaren.Ze nemen het wel op maar eigen worden duurt lang.Geniet er nog van.In nrd.komt het wel terug.Het beste gr. Broer
  2. Anne-Marie:
    29 maart 2016
    Hey Lara,
    Interessant om te lezen hoe men daar het ict-onderwijs aanpakt. Het lijkt me erg lastig om dit van de grond te krijgen als de overheid de docenten niet wil betalen.