Bonus

27 april 2016 - La Paz, Bolivia

Toch nog even en berichtje. Internet is prima hier en er is zoveel gebeurd dat het eigenlijk alweer een berichtje waard is (maar nee, wees gerust, de cliffhanger blijft). Dat begon trouwens al in Tupiza. De laatste dag lekker lui gedaan, tussen de middag een heerlijke hamburger gegeten en verder gegaan met het vele huiswerk dat er nog lag. Tijdens de reisinkopen van koekjes en snoepjes kwam ik per ongeluk op de markt terecht waar ik nog een heel leuk haaktijdschrift heb gekocht, kon het niet laten liggen. Of ik er wijs uit kan, dat zien we thuis wel weer. Grappig was trouwens dat bij het uitchecken de receptionist vroeg waarom ik zoveel aan het werk was. Voor mijn docenten die dit lezen: echt wel! Dus ik uitgelegd dat ik ondertussen aan het studeren ben, feliciteerde hij me met mijn prestatie aan de universiteit. Het duurde even voordat ik doorhad dat het hier natuurlijk niet zo normaal is dat je naar de universiteit gaat, dan moet je eerst het examen halen. Nadat ik ook mijn laatste maaltijd met tamalitos heb ingeslagen ga ik rond 5 uur naar het station. Dat is maar een paar minuten lopen en officieel moet ik er pas om 6 uur zijn, want de trein vertrekt om 7 uur, maar tsja, je zou hem maar missen. Niets aan de hand. Het is nog rustig en ik dood de tijd door gezellig met een meisje uit Argentinië te kletsen die naar Uyuni gaat. Dat Uyuni is wel een puntje. Als we na een geweldige zonsondergang eindelijk de trein aan zien komen, moet ik wel lachen. Hij maakt een hels kabaal en lijkt uit een stenen tijdperk te komen. Dat was te verwachten want het is geen elektrische trein. Wel zie ik een wagon met restaurant langs komen, dus ik klaag niet meer. De bagage moeten we net als bij de bus, in een andere wagon inleveren. Als ik zeg dat ik naar Oruro ga, kijkt de man me vaag aan. Oruro, echt? Niet Uyuni? Nee, echt, Oruro. Die stad nog noordelijker en het einde van je trip. Met de nodige portie argwaan doet hij toch een kaartje met bestemming Oruro om mijn tas. Hij is niet de enige, want de persoon die mijn kaartje controleert kijkt me weifelend aan en de catering die een cadeautje heeft voor de mensen die in Uyuni uitstappen, controleert wel drie keer zijn lijst of stoel numero 31 er niet op staat. Nee is het antwoord, ik ga echt terug naar mijn tweede huisje in de kou. 

De coupé is prima. Ik zit vooraan dus heb nog meer beenruimte dan de rest en het voordeel is dat de televisie (formaat grote kartonnen doos) vastgeschroefd staat voor mijn neus. Mijn buurvrouw schuift snel van de raamstoel af en dan begint mijn 14 uur durende reis. Het is bijzonder aangenaam om weer eens alleen maar een beetje wiebelend te reizen in plaats van door elkaar geschud te worden door alle hobbels en kuilen in de weg. Als we wegrijden uit Tupiza, komt net de clip van Hotel California op de televisie en knallen de teksten hard door de coupé. Dat kan geen toeval zijn en stil zing in mee terwijl we langs huisjes en zwaaiende mensen het dorpje uitrijden. Er is maar 1 spoor voor de trein op dit stuk en het loopt zonder afscherming gewoon door de stad. Nog geen meter van het spoor zit een man rustig op een bankje van de rustige avond te genieten en een luide toeter duidt aan als we bij een kruising met de weg aankomen. Ik nestel me in mijn stoel en geniet van het moment. Tijd voor een filmpje, The Intern wordt opgezet. Die heb ik in het vliegtuig hier naartoe al gezien, maar nu kan ik hem mooi in het Spaans volgen. De vrouw naast mij neemt het ervan en valt binnen no-time in een luid snurkende slaap. Dat zijn dan weer van de dingen dat de hele coupé even doet alsof ze elkaar al jaren kennen en gezamenlijk in een zedelijk gegniffel uitbarsten. Ondanks dat het al donker is, schijnt er een felle maan en is het uitzicht op de grote bergen en diepe dalen geweldig. Als we de bocht doorgaan zie je schitterend hoe de trein haar weg zoekt tussen de bergen en langzaam voortkronkelt. Want ja, echt snel gaan we niet. Dat kan ook niet anders als je 14 uur doet over een krappe 700 kilometer, maar goed. De verkoper komt langs met fris, dat gewoon even duur is als buiten op de markt en met een wc binnen handbereik durf ik dat best aan. Dat is namelijk nog een reden waarom ik met de trein ga, de bussen hebben geen toiletten en ik hou niet van een droge mond.

Om 1 uur ’s nachts komen we in Uyuni en stroomt de coupé leeg. Ik zoek een nieuw plekje, ver van mevrouw ronk, en val samen met Chico en het kussentje van de conducteur heerlijk in slaap onder mijn omslagdoek. Afgezien van het draaien wegens een pijnlijke rug en nek, heb ik er een uurtje of vier uur slaap op zitten als ik het opgeef. We zijn inmiddels op de antiplano beland en het uitzicht is niet zo spannend meer. Maar de zonsopkomst is mooi. Wat nog mooier is, is dat ontbijt is inbegrepen. Dus zet ik Chico op wacht en ga ik naar de volgende coupé waar in klassieke stijl tafeltjes zijn gedekt met ver vergane placemats. De roodfluwelen stoeltjes zijn een stuk comfortabeler dan hun uiterlijk doet denken en het uitzicht is natuurlijk om over naar huis te schrijven. Het ontbijt is niet niks, met warm roerei, een kopje thee, toast en een koekje. Heerlijk wakker worden zo. Ik ben wel weer op tijd terug in de coupé want ik wil graag zien als we het meer oversteken. Tijdens mijn ritjes in Oruro had ik al gezien dat het spoor dwars door het meer loopt (oké, over een smal dijkje, pap) en dat beloofd toch wat. Het was beter dan alles wat ik had gedacht. Het meer was bezaaid met flamingo’s, en niet 10, niet 100, nee ik durf met een gerust hart te zeggen dat het er duizenden waren. Ik denk zeker een kwartier lang rijden we door kuddes flamingo’s die hun ontbijt aan het nuttigen zijn, met een net opgekomen zon in een blauw meer tussen het riet. Fantastisch.

Weer terug in mijn vertrouwde Oruro, is er niet veel tijd te verspillen. Er vraagt iemand of ik naar de terminal de buses moet, die ligt aan de andere kant van de stad, en ik bevestig dat. In Oruro vertrouw ik zulke mensen, ongeacht of ze een sticker op hun auto hebben. Buiten voegen nog twee Boliviaanse vrouwen zich bij ons. Mijn tassen in de kleine kofferbak, de draagdoeken van de vrouwen op het dak en we kunnen. Gaat opeens mijn deur open en drie seconden lang staart de chauffeur mij aan en ik hem. Dan begint hij te lachen, hij moest een deurtje verder zijn. Hij sjeest ons door de stad en onbewust rijden we langs al mijn favoriete plekjes. Bij de terminal heb ik al snel de Flota Nazar gevonden die een kennis in La Paz mij heeft aangeraden en een uur later kunnen we aan boord. De weg is 3 uur lang en recht, geasfalteerd en bijna normaal. Onderweg stappen er weer verkopers in en ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en koop alsnog een varkenspoot, en een aardappelkoekje om het weg te spoelen. Voor het geval dat, wacht ik wel tot ik in het hostel in La Paz ben voor ik eraan begin. De reis gaat vlot en eenmaal in de buurt van La Paz krijg ik een mooie verassing. De stad ligt bijna in een dal, het lijkt alsof ze bovenaan zijn begonnen bij El Alto en gedurende de jaren de huizen van de berghelling zijn gegleden de vallei in. We rijden er helemaal omheen, al hoor ik later dat wat ik heb gezien nog maar een deel van de stad is. Bij het busstation neem ik al mijn spullen stevig vast en loop met vastberaden tred naar Av Montes waar het hostel moet zijn. Niemand schijnt het te kennen, fantastisch, maar vier politieagenten weten dat er iets verderop een hostel moet zijn. Dat klopt en twee minuten later sta ik aan de receptie. Het probleem in Bolivia is dat er wel huisnummers zijn, maar dat niemand ze gebruikt. Over het algemeen geef je aan dat je in een straat woont en dat je huis bijvoorbeeld op de hoek met die straat staat, of tussen twee straten in. Normaal heel handig, maar als je die informatie niet hebt of niet weet waar de straten zijn, heb je er dus niets aan.

In het hostel is alles snel geregeld. De kamer is licht, met een tweepersoonsbed en alles wat ik nodig heb. Vervolgens zit ik een kwartier op de gang op de bank twijfelachtig te staren naar de varkenspoot. Hij ziet er wel erg echt uit. En mijn vastberadenheid om deze plaatselijke delicatesse te proberen worden langzaam verdreven door het gebrek aan moed om het te proberen. Uiteindelijk waag ik de stap. Het is niet vies. Je kent vast wel gerookte ham, of gedroogde ham (bijvoorbeeld jamon serrano). Het is een beetje dat maar nog meer varkenssmaak en heel zout. Alleen zo kan ik het uitleggen. Ik ga aan de aardappel en besluit dat het kopen en proberen genoeg culturele waarde had. Op naar het excursiebureau om de week te plannen. Dat gaat gelukkig soepeler dan ik had gedacht. Drie dagen geleden waren er nog geen andere mensen voor de tours die ik wilde doen, maar nu valt alles mooi op zijn plaats. Morgen meteen aan de bak en nog een extra excursie op zondag erbij. De kamer in het hostel kan ik tijdens mijn verblijf bij Lago Titicaca annuleren en als ik later ook nog een markt voor crackers en water heb gevonden, ben ik blij. Tot nu toe nog niet echt een onveilig gevoel gehad in de stad. Vooruit het ziet er een beetje groezelig uit, maar eng of gevaarlijk is anders. Dat gevoel gaat snel weg als ik in de lobby een Nederlands meisje haar moeder hoor bellen. Ze is een beetje oneerlijk overvallen door nep-politieagenten die haar pinpas en pincode hebben afgenomen en haar 500 euro lichter hebben gemaakt. Ik ben op mijn hoede, ga gelukkig de meeste dagen niet in de stad zijn en zorg gewoon dat ik alleen een kopie van mijn paspoort en geld mee heb. Geen pasjes, geen paspoort, geen telefoon. 

Na een snelle douche en twee uurtjes slaap, word ik net op tijd wakker voor mijn afspraak om 21:00 met een kennis die in Oruro bij Sigrid en Enrique op bezoek was tijdens Pasen. Hij zit vast in het verkeer, maar uiteindelijk vindt hij het hotel en mij. Eerst toeren we een rondje door de stad waar hij laat zien welke wijken er zijn, de verschillende bruggen, kerken en moderne snufjes. Ook rijden we langs het huis van president Morales. Nu, daarvoor hoef je geen president te worden. Het is letterlijk een stenen vesting met een grote muur en doet me een beetje denken aan de Amerikaanse Ambassade in Den Haag. Het stuk grond is groot en bewaakt door militairen aan alle kanten, maar het huis lijkt me alles behalve gezellig en president-waardig.

We gaan op zoek naar een Peña waar traditionele muziek en dans wordt opgevoerd. Maar dat blijkt lastiger dan gedacht. Nergens is muziek te vinden, hoewel we in mooie oude gedeeltes van de stad komen. Als we daarna besluiten onze plannen te wijzigen naar alleen eten en daarna zien we wel verder. Zelfs dat schijnt lastig want het is inmiddels 11 uur en alle keukens zijn dicht. Uiteindelijk kunnen we bij een fastfood restaurant de laatste twee stukken pizza op de kop tikken. En daar zijn we blij mee. Ondertussen heeft Ivan van een vriend gehoord dat er ergens live muziek is, dus gaan we na het eten weer op pad. En ja hoor, bij de Gato de aqua komen we uiteindelijk binnen onder begeleiding van trommels en panfluiten en mensen die ik een aantal maanden geleden als Peruanen had beschreven met hun gekleurde poncho’s, mutsen en hoeden. Maar we zitten nog niet op onze stoel op de vide of ze stoppen met spelen… Ligt het dan toch aan mij? Nee, wordt ons verzekerd, ze gaan straks nog meer spelen. Ik krijg het eindelijk voor elkaar om iets te betalen en even later zitten we samen aan het bier met een bakje coca bladeren tussen ons in, niet omdat het moet maar omdat het traditie is. We gebruiken het allebei niet, maar typeert de sfeer. Er wordt ondertussen Boliviaanse muziek gespeeld en langzaamaan gaan er mensen naar de dansvloer. In het volgende uur komen zo’n zes traditionele soorten dansen voorbij, die mijn tolk braaf toelicht, en gaat menigeen uit zijn dak op de dansvloer. In rijen of als stelletjes, maar waarschijnlijk net zoals het vroeger in Nederland was als mensen uitgingen en toen ze nog met structuur dansten in plaats van het binnendringen van personal space bij veel te luide muziek. De dampen van alcohol, gekauwde coca en een enkele sigaret drijven naar boven en maken dat mijn biertje extra lekker smaakt. En inderdaad, na niet al te lange tijd, vertonen de mannen zich weer op  het toneel met hun trommels en panfluiten. De muziek is traditioneel uit de dorpjes hier en het is eigenlijk een soort conversatie tussen de panfluit en de trommel die elkaar afwisselen. Af en toe zingen de mannen ook. Ik kom er al snel achter dat de fooi voor de mannen niet komt in harde cash maar eerder in vloeibare vorm wanneer mensen hun bier of iets sterkers aanbieden. Al moet ik wel toegeven dat de mensen die ik dat heb zien doen al behoorlijk ver heen leken. Afijn, als het inmiddels twee uur is geweest geven we het op, drinken we het bier op en zetten we koers naar het hostel. Laatste deel Boliviaanse cultuur: check. 

Aangekomen bij het hostel zijn de grote luiken dicht. Aanbellen is het devies. Ik laat mijn laptop, die ik liever bij me heb dan alleen in het hostel, even achter in de auto en als de deur open wordt gedaan ga ik die snel halen. Ik bedank Ivan voor een leuke avond, al was hij heel anders dan gepland. Op vertoon van mijn charmante ontbijtbandje mag ik naar binnen en rol ik bijna meteen mijn bed in. Over vijf uur is het alweer dag.

Ik wil mijn bed niet uit, want daar is het lekker warm. Toch gaan we de hort op. Het ontbijt is heerlijk, een lekker geroosterd boterhammetje met suiker, maté en verse pannenkoeken die bijna smaken zoals ze horen. Daarna berg ik al het waardevolle op in de kluisjes bij de receptie, lang leve het slotje dat ik mee heb en wacht tot ik word opgehaald. Patty, de gids, is blij als ze eindelijk mijn naam over haar lippen heeft gekregen en begroet me vrolijk. Nu ben ik de enige die beneden bij de receptie zit op de zaterdag om kwart voor negen, dus zo moeilijk kan het niet zijn. We kletsen wat terwijl we naar de minibus lopen die verderop staat en ze is verheugd dat ik Spaans spreek. In de bus blijkt al snel waarom: drie Canadezen uit Montreal, een Brit, twee Duitsers en een Amerikaan, echte toeristen die volgens mij zelfs niet weten wat Gracias betekend. Maar goed. Op weg naar Chacaltaya een voormalige gletsjer die een jaar of 13 geleden is gesmolten, veel leuker, het is op 5400/5500 meter boven zeeniveau. Over het verleggen van grenzen gesproken. 

We stoppen onderweg nog even bij een heel klein winkeltje om wat inkopen te doen voor de lunch die er niet bij zit. Brood met banaan dus. De gids, die erbij is om als tolk te dienen voor de rest, vertelt dat ze hier in Bolivia veel verschillende soorten bananen hebben. Ik zeg dat ik de gebakken banaan zo geweldig lekker vind, waarop de eigenaresse van de shop trots zegt dat ze die ook heeft. Het zijn bananenchips, maar ik vind het prima. Daarna zetten we koers over een steeds slechter wordende weg naar boven. De grootste grap is het Engels van de gids. Ze schreeuwt zo hard dat het wel lijkt alsof ze blij is als elk woord eruit is. Ik ben blij dat ze soms wat in het Spaans zegt, want dat kan ik in tegenstelling tot haar Engels een stuk beter verstaan. Wat je humor kunt noemen. We rijden door een geweldig landschap met uitzicht op de verschillende bergen aan alle kanten, de meeste met sneeuw. De chauffeur van de minibus zegt dat er op Chacaltaya ook sneeuw ligt, zou leuk zijn! We stoppen 1 keer om foto’s te maken en de Amerikaan die op het bankje voor ons zit, vindt dat absoluut niet genoeg. Dus probeert hij het uit het raam met af en toe een kritische opmerking over de kwaliteit van de tour naar ons toe. Onderweg komen we nog een man tegen die we natuurlijk gewoon meenemen in de bus, al is dat in dit gezelschap makkelijker gezegd dan gedaan. Hij kan niet naast de Amerikaan, want die zit naar allebei de kanten de hele tijd foto’s te maken. Dan wil hij een stoeltje aan de zijkant uitklappen maar de arrogante Canadees wil zijn been niet intrekken, dus klimt hij uiteindelijk op het uitklapstoeltje naast mij waar hij heel voorzichtig op het verste randje gaat zitten. Eenmaal boven op de berg gaat het gezeik verder. Hoewel de gids al bij vertrek had aangekondigd dat we de inschrijfgelden van Chacaltaya en vanmiddag de Moon Valley nog zelf moeten betalen (elk minder dan 2 euro), begint er boven alsnog eentje te zeuren waarom hij dan moet betalen en dat hij niet wilt. Ik besluit me voor de rest van de dag lekker afzijdig te houden en loop meteen door de refuge in. Ik heb alleen 100 Bs bij me, dus het wisselgeld krijg ik als ik terug beneden ben.

Het uitzicht is geweldig en de beschrijving van de tour was volledig verkeerd. No way dat we maar 200 meter gaan lopen op deze hoogte. We bezoeken uiteindelijk drie toppen van 5400, 5500 en 5400 meter hoogte. Er ligt op sommige plekken sneeuw op de berg, echte sneeuw waar je centimeters diep in wegzakt met je schoenen en wat de stenen een beetje glibberig maakt. Maar het uitzicht is fantastisch. Omringt door bergen, in de verte uitzicht op La Paz, Sajama National Park en zelfs kunnen we een groot stuk van Lago Titicaca zien, het hoogste meer ter wereld waar ik maandag en dinsdag heen ga. Het weer is fantastisch, geen wolkje aan de lucht. Al is het wel steenkoud en komt er steeds meer wind. De klim naar boven duurt even omdat ik regelmatig op adem moet komen, maar het is de moeite waard. Daarna door naar de tweede top en uiteindelijk naar de derde. In de verte komen wolken opzetten wat het uitzicht alleen nog maar mooier maakt en eigenlijk wil ik hier best de rest van de dag in het zonnetje blijven zitten. Ook ben ik blij dat ik niet 2,5 maanden voor niets met mijn winterjas heb lopen zeulen, hij komt nu heel goed van pas. Maar we moeten terug. Over het algemeen is het pad redelijk te doen, maar er zitten een paar linke stukjes tussen met glibberige losse stenen en inmiddels ijzige sneeuw. Ik ben blij dat we hier als eerste groep aankwamen en we het meeste in de verse sneeuw hebben kunnen lopen.

Op naar deel twee, de Valle de la Luna (maanvallei). Dit ligt aan de andere kant van de stad, dus rijden we helemaal terug en verder. Meneer de Amerikaan wil niet meer, dat riep hij ’s ochtends al, en is op een centrale plaats uit de bus gezet. Er werd hem verzocht een opmerking te maken in het gastenboek, dat wilde hij niet of alleen negatief. Grote onzin en ben blij dat hij eruit is. Ik verschuif naar voren zodat mijn buurvrouw en ik allebei wat ruimte hebben en we rijden door. Onderweg rijden we ook onder de kabelbaan door. Er zijn momenteel 4 kabelbaanroutes in La Paz die je van hot naar her kunnen brengen. Ik ben er nog niet over uit of ik het aandurf, heb geen hoogtevrees maar ik ben niet zo van de kabelbanen. Het blijft trouwens niet bij die vier routes, Ivan vertelde me gisteren dat ze er nog 6 aan het aanleggen zijn. 

De maanvallei is een stuk aarde gevormd door erosie van de vroegere oceanen hier. Het bestaat uit grote stenen pilaren van klei, zand en vulkanisch as. De vrouw die de toegangstickets controleert is in klederdracht van de regio, lange rok met een grote omslagdoek en een hoge bolhoed. Onderweg hebben we het gehad over de verschillende soorten wol die er zijn. Lama en alpaca ken je vast al, deze dieren worden hier gehouden voor de wol en het vlees zoals ik eerder zijn. Er zijn echter ook wilde vicuña’s, een beetje hertachtig maar omdat ze vooral in de koudere gebieden leven ook met een dikke wolachtige vacht. In tegenstelling tot de andere soorten wol is het van veel betere kwaliteit, waarschijnlijk omdat ze alleen in het wild leven in nationale parken ook moeilijker om te krijgen en het is waterdicht. Daarom is de wol zeker 5 keer zo duur als dat van  lama of alpaca. Een vrouw die deze wol draagt heeft dan ook heel veel geld. We praten even wat over klederdracht, in het Spaans wel te verstaan en de gids vertaalt het daarna in het Engels voor de rest. 

De maanvallei is nog best groot en indrukwekkend om te zien. Grappig is dat het aanvankelijk de vallei van de pikacu heette, die konijntjes met pluizige staarten en kleine oren die hier overal rondlopen. Maar toen Neil Armstrong Bolivia bezocht en na de zoutvlaktes aan het golven was bij La Paz, zag hij het landschap en zei dat het precies leek op wat hij op de maan had gezien. En dus werd de naam veranderd. Zie je wel, altijd die stomme Amerikanen. De vallei hier is maar een kleintje. Dat wil zeggen dat de stenen pilaren niet groter zijn dan een meter of 20. Er zijn er met pilaren van zeker een kilometer hoogte. De gids zegt dat als je daar op de bodem loopt, het af en toe moeilijk is je voor te stellen dat er nog ergens lucht is, zo groot zijn ze. Na een korte fotosessie rijden we weer terug naar de stad. De chauffeur is zo lief ons mee terug te nemen naar het hotel in plaats van ons op de afgesproken plaats af te zetten en ik trek met met Pringles terug op mijn kamer voor een boekje en wat huiswerk. Er zit elke avond een gratis biertje bij mijn kamer inbegrepen in de bar van het andere gebouw een paar honderd meter naar rechts. Maar een snelle blik in de spiegel vertelt me dat ik beter naar bed kan gaan. 9 uur slaap in twee dagen heeft me bloeddoorlopen ogen gegeven en ik denk niet eens dat ik een biertje krijg, zelfs als ik er voor betaal. En morgen is het weer een nieuwe dag.

Die nieuwe dag begint eindelijk wat later en ik begin vrolijk aan mijn pannenkoekenontbijt, wordt iets minder vrolijk van de volgeladen borden van anderen zodat ik met weinig overblijf, maar we blijven vrolijk. De rest van de ochtend ben ik mijn spullen aan het ordenen en doe ik een poging huiswerk te maken. Uiteindelijk doe ik heel veel behalve datgene wat ik echt moet doen. Hoe dan ook, na een laatste belletje naar het thuisfront zet ik koers naar het andere hostel waar we verzamelen voor een worstelshow. Een worstelshow van vrouwen welteverstaan. De bus is er zoals het hoort veel te laat met een grote aankondiging ‘toeristen’ op de voorruit. Mijn ticket laat ook niet veel te wensen over met zijn aanduiding ‘tourist ticket’. Toch zou ik nooit alleen gaan naar de show. Deze is in het stadsdeel El Alto, dat eigenlijk boven La Paz ligt. De bus klimt moeizaam naar boven en we passeren met moeite de grote markt die populair schijnt te zijn onder zowel de lokalen als de toeristen. Veel mensen hebben me vertelt dat El Alto niet het meest gezellige deel van de stad is, dus alleen zou ik er niet zo naartoe gaan. Maar met de bus vol meiden die naar een damesworstelshow gaan is het wel grappig. Aangekomen bij een grote sporthal horen we het geschreeuw ons al tegemoet komen. Dat tourist ticket is nu best handig en we lopen zo langs de lange rij mensen heen. De toeristen nemen automatisch plaats op de plastic stoelen die rond de kleine ring staan. Als later de Bolivianen binnenstromen, nemen ze plaats op de grote tribune. Ik ga aanvankelijk in de hoek zitten, maar als ik mijn zakje popcorn, flesje fanta en mijn sleutelhanger als souvenir weer terugloop besluit ik op de kleine houten tribune aan de overkant te gaan zitten. Dat blijkt een goede keus want de show blijkt inderdaad vooral een show en de dames vallen vooral heel erg veel om met overdreven gekreun. Het leukste is eigenlijk om te kijken naar de overkant, de tribune van de Bolivianen is standaard voor de kleinste en dunste van de twee en laat dat duidelijk weten. Ze winnen ook altijd, maar niet nadat ze eerst een grote achterstand hadden. Ze mogen zich niet overgeven en de scheidsrechters zijn alles behalve onpartijdig, en mengen zich regelmatig in de strijd door de deelnemers te trappen of weg te gooien. De grootste grap is eigenlijk nog de toeristen die het niet snappen. Als een vrouw hard valt of ergens op springt vangt ze alle gewicht op met haar benen, de klap op de houten bodem van de arena lijkt alsof het heel wat is, maar volgens mij raken ze elkaar nog minder dan dat Nadine en ik deden toen we vroeger stoeiden. De toeristen snappen dit niet helemaal en wenden regelmatig hun hoofd af of kijken heel pijnlijk naar wat er aan de hand is. Aan de overkant op de tribune zijn de Bolivianen druk bezig met schreeuwen en duimen opsteken terwijl ze suikerspinnen en popcorn wegwerken. Ik doe mezelf ook nog een zakje popcorn cadeau terwijl de worstelaars steeds kleiner en groter worden. Na drie wedstrijden kunnen we foto’s nemen met de Cholitas. Die naam is eindelijk niet per se voor worstelaars maar is gewoon de naam van de vrouwen in klederdracht hier. Dus kan ik eindelijk op de foto met vrouwen in klederdracht zonder dat ik gênante vragen hoef te stellen en vreemde blikken van mensen hoef te accepteren. Terwijl de mannen door gaan met de show en er uiteindelijk zelfs een mummie in doodskist wordt binnengedragen (met echte fakkels, wat in Nederland nooit zou kunnen en gezien de ervaring van de dragers snap ik ook waarom) gaan wij weer terug naar de bus. Na een beetje gevraag en gezeur stoppen ze uiteindelijk toch weer precies voor de deur van het hostel en kan ik mooi zo de straat oversteken en naar binnen stappen. Deze ervaring gaat in de categorie leuk om te zien, maar nu hebben we het ook gezien.

’s Avonds ga ik eten in het restaurant van het andere gebouw. De aankondiging daarvan had ik ’s middags gezien en komt prima uit als ik ’s avonds de deur niet meer uit wil. Ik neem een broodje pulled pork met frietjes en met een gratis biertje erbij valt er weinig meer te zeuren. Het is gezellig druk in de bar met eigenlijk alleen maar buitenlanders en ik werk rustig verder aan het schoolwerk. Terug in het hostel pak ik mijn tas in, want morgen ga ik weer verhuizen. Maar daarover de volgende keer meer.

De volgende keer gaat echt zijn als ik weer in Nederland ben. Dus nog even geduld…

Foto’s

2 Reacties

  1. Anne-Marie:
    28 april 2016
    Hey Lara,
    Terwijl we naar Schiphol (weekje Gran Canaria voor de boeg) rijden heb ik heerlijk genoten van je avonturen. Leuk om nog een keer met je mee te mogen lezen!
  2. Broer:
    28 april 2016
    Hoi Lara.
    Het was weer mooi geschreven.Weer te zien hoe er verschil te zien is in cultuur van de verschillende plaatsen waar je geweest ben,vooral als het dicht bij een grens ligt.Genoeg om er over na te denken.Veel plezier en tot de volgende keer. Groeten Broer.